201203667/1/R3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Helmond,
appellante,
de raad van de gemeente Helmond,
verweerder.
Bij besluit van 10 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Helmond-Noordwest" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2012, waar [appellante], bijgestaan door gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en ir. R.L.C. Boonmann, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het beroep van [appellante] richt zich onder meer tegen alle bouwvlakken in het noordelijke deel van het plangebied.
Voor zover het beroep is gericht tegen bouwvlakken die op een afstand van meer dan 150 m vanaf het perceel van [appellante] aan het Laagveld 6 liggen, is deze afstand, mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die met de door haar bestreden plandelen mogelijk worden gemaakt, te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en kan zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) geen ontvankelijk beroep instellen.
Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
1.1. De raad betoogt dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, voor zover dit is gericht tegen de bouwvlakken op de percelen Gistel 2 en Aarle-Rixtelseweg 29, omdat het beroep in zoverre niet steunt op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het plan voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Nu [appellante] een zienswijze over de grootte van de bouwvlakken en de bijbehorende bouwmogelijkheden van de omliggende percelen bij de raad naar voren heeft gebracht, moet er vanuit worden gegaan dat de desbetreffende plandelen reeds zijn bestreden in een zienswijze.
Het beroep is in zoverre ontvankelijk.
2. [appellante] betoogt dat de raad de in het noordelijke deel van het plangebied gelegen bouwvlakken met de daarbij behorende maximum oppervlakte aan brutovloeroppervlak ten onrechte heeft vastgesteld. Deze bouwvlakken zijn te ruim en sluiten niet aan bij de bestaande bebouwing.
Zij vreest, vanwege de mogelijkheid om op de omliggende percelen aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot aan de perceelgrens te bouwen, voor een aantasting van haar woon- en leefklimaat en van het groene middengebied rond haar woning. Verder liggen de bouwvlakken op de percelen Gistel 2 en Aarle-Rixtelseweg 29 op minder dan 3 m van de weg en mogen bijgebouwen tot aan de weggrens worden gebouwd. Dit is in strijd met het voorheen geldende plan. Daarnaast is onvoldoende rekening gehouden met de voorgevelrooilijn van de woningen op het Laagveld 6 en 8. Voorts is het plan niet afgestemd met het aangrenzende plan "De Groene Loper", waar de toegestane maximum oppervlakte aan brutovloeroppervlak is beperkt tot 200 m².
Ten slotte voert [appellante] aan dat de verleende vrijstelling en bouwvergunning van 27 april 2005 voor de verbouwing van haar woning ten onrechte niet is verwerkt in het plan.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat dit plan een conserverend karakter heeft en dat bestaande rechten zijn overgenomen. Alleen de regels wat betreft aan- en uitbouwen zijn enigszins verruimd ten opzichte van het voorheen geldende plan. In dat plan moest het hoofdgebouw met eventuele aan- of uitbouw minimaal 3 m uit de perceelsgrens zijn gesitueerd. Bijgebouwen mochten in of 1 m uit de perceelgrens worden gebouwd. Een aan- of uitbouw dichter naar de perceelsgrens was op grond van dat plan niet mogelijk en daarom zijn er in het verleden vrijstellingen verleend. Ook aan [appellante] is om deze reden een vrijstelling en bouwvergunning verleend. In dit plan is aangesloten bij deze jarenlange praktijk. Voorts is de regelgeving met betrekking tot het vergunningvrij bouwen in de zijdelingse perceelsgrens soepeler geworden.
Verder stelt de raad dat de aan [appellante] verleende vrijstelling en bouwvergunning is verwerkt in het plan.
2.2. In het voorheen geldende plan "Aarle-Rixtelseweg" was de bestemming "Woongebied" met woongebied nummering III aan het perceel van [appellante] en de omliggende percelen toegekend. Deze percelen vielen in categorie A van woongebied III. Op grond van de voorschriften van dat plan was het toegestaan om woningen op 3 m van de perceelsgrens te bouwen en bijgebouwen in de erfgrens dan wel minimaal 1 m eruit en minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn.
In dit plan liggen de bouwvlakken van de percelen Gistel 2 en Aarle-Rixtelseweg 29 op ongeveer 3 m vanaf de zijdelingse perceelgrens. Voorts volgt uit artikel 12, lid 12.2.2, sub e, van de planregels dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 3 m achter de voorgevellijn dienen te worden gebouwd. Ingevolge artikel 12, lid 12.2.2, sub f, van de planregels dienen deze, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" dan wel "bijgebouwen", in de zijdelingse perceelsgrens dan wel minimaal 1 m daaruit te worden geplaatst. In zoverre komt dit plan grotendeels overeen met het voorheen geldende plan en voor zover dat niet het geval is overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere regels en aanduidingen, zoals andere bouwvlakken en oppervlaktematen, voor gronden vaststellen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat van bijzondere omstandigheden sprake is op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt. Hierbij acht de Afdeling van belang dat het plangebied van oorsprong een ruim opgezette wijk is waar zowel de gemiddelde inhoud van woningen als de gemiddelde kaveloppervlakte relatief groot is. De raad heeft dit betrokken bij zijn afweging om ruimere bouwmogelijkheden toe te staan. Het betoog faalt.
2.3. Voorts zijn de bouwvlakken aan de voorgevelzijde van de percelen Aarle-Rixtelseweg 29 en Gistel 2, anders dan [appellante] betoogt, niet direct aan de weg gelegen. Bij deze hoekpercelen is, net als bij het perceel Laagveld 6, aan de voorgevelzijde een gebied van 6,5 tot 13 m vanaf het bouwvlak tot de perceelsgrens waaraan alleen de bestemming "Wonen" en niet de aanduiding "bijgebouwen" is toegekend. Het betoog faalt.
2.4. Over de vrees voor een aantasting van het woon- en leefklimaat en van het groene middengebied rond haar woning door de ruimere bouwmogelijkheden tot aan de perceelsgrens, overweegt de Afdeling dat geen recht bestaat op een onveranderd woon- en leefklimaat. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellante] zodanig nadeel zal ondervinden van de ruimere bouwmogelijkheden dat de raad hieraan in redelijkheid een groter gewicht had moeten toekennen. Het betoog faalt.
2.5. Voorts heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening had moeten aansluiten bij de bouwmogelijkheden van het plan "De Groene Loper", nu dat een andere wijk met een ander karakter betreft. Het betoog faalt.
2.6. Over het betoog dat het bouwvlak op haar perceel niet overeenkomt met de vergunde situatie wordt overwogen dat op 27 april 2005 een vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor een uitbouw van de woning en dat daarbij de afstand tussen deze woning met uitbouw en de zijdelingse erfgrens aan de oostkant van 3 m naar 1,3 m is verkleind. Ingevolge artikel 12, lid 12.2.2, sub a, van de planregels mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" worden gebouwd. Voorts dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen op grond van artikel 12, lid 12.2.2, sub f, van de planregels in de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst dan wel minimaal 1 m daaruit. De uitbouw staat niet binnen het bouwvlak, maar wel op de gronden met de aanduiding "bijgebouwen" en overschrijdt de zijdelingse perceelsgrens niet. Daarmee is de vergunde en feitelijke situatie als zodanig bestemd. Het betoog faalt.
3. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bouwvlakken die op een afstand van meer dan 150 m vanaf het perceel Laagveld 6 liggen, niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012