201004560/1/R2.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Lelystad,
2. [appellant sub 2], wonend te Lelystad,
3. de stichting Stichting Flevo-landschap, gevestigd te Lelystad,
4. [appellante sub 4], gevestigd te Lelystad,
5. de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Gasunie, gevestigd te Groningen,
6. [appellant sub 6], wonend te Lelystad,
de raad van de gemeente Lelystad,
verweerder.
Bij besluit van 16 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], Stichting Flevo-landschap, [appellante sub 4], N.V. Nederlandse Gasunie en [appellant sub 6] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante sub 4] en [appellant sub 6] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2011, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. W. Kattouw, [appellant sub 6], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 25 januari 2012, in zaak nr. 201004560/1/T1/R2 (www.raadvanstate.nl), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 16 februari 2010 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 15 mei 2012 heeft de raad aangegeven bij besluit van 24 april 2012 de gebreken in het besluit van 16 februari 2010 te hebben hersteld door een nadere motivering van het besluit en het deels nemen van een nieuw besluit.
Bij brief van 24 mei 2012 zijn appellanten in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren te brengen. Door [appellant sub 2] en door N.V. Nederlandse Gasunie zijn zienswijzen naar voren gebracht.
Bij brief van 11 juli 2012 is de raad in de gelegenheid gesteld zijn reactie te geven op de zienswijze van N.V. Nederlandse Gasunie.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Besluit van 16 februari 2010
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het besluit van 16 februari 2010 op onderdelen in strijd is met de rechtszekerheid en met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en heeft de raad opgedragen dit te herstellen door:
- artikel 25, lid 25.2, van de planregels ten aanzien van de hoogtebeperkingen alsnog toereikend te motiveren dan wel het besluit te wijzigen door het vaststellen van een andere planregel;
- te beoordelen of en zo ja onder welke voorwaarden 'kinderopvang' als nevenactiviteit, als bedoeld in artikel 3, lid 3.4.2. van de planregels, is toegestaan;
- het laten vervallen van artikel 27, lid 27.5, van de planregels;
- in de verbeelding de ontbrekende aardgastransportleidingen en in artikel 16 van de planregels een aanlegvergunningstelsel op te nemen;
en de Afdeling van de eventuele nadere motivering en van het besluit omtrent de wijzigingen van de verbeelding en de planregels mededeling te doen.
Tevens heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat ten onrechte geen rekening is gehouden met vergunningen voor bedrijfsopstallen op het perceel [locatie] te Lelystad van [appellante sub 4], die reeds onherroepelijk waren bij de vaststelling van het plan en het besluit van 16 februari 2010, voor zover dit betrekking heeft op het bouwvlak voor het perceel van [appellante sub 4], hierom dient te worden vernietigd. Nu de raad ter zitting heeft aangegeven dat met een inmiddels onherroepelijk wijzigingsplan tegemoet is gekomen aan de bezwaren van [appellante sub 4] heeft de Afdeling in de tussenuitspraak, onder 2.16, overwogen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op dit punt in stand zullen blijven.
1.1. Gelet op de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 4] en N.V. Nederlandse Gasunie tegen het besluit van 16 februari 2010 gegrond. Dat besluit dient in zoverre te worden vernietigd wegens strijd met de rechtszekerheid en met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
Voor zover de vernietiging betrekking heeft op het bouwvlak voor het perceel [locatie] te Lelystad van [appellante sub 4], kunnen de rechtsgevolgen, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, in stand blijven.
De beroepen van Stichting Flevo-landschap en [appellant sub 6] tegen het besluit van 16 februari 2010 zijn, gelet op de overwegingen 2.13, 2.19, 2.20, 2.21, 2.22 en 2.23 van de tussenuitspraak, geheel ongegrond. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellante sub 4] tegen het besluit van 16 februari 2010 zijn, gelet op de overwegingen 2.6, 2.9, 2.11 en 2.15 van de tussenuitspraak, voor het overige ongegrond.
Besluit van 24 april 2012 (herstelbesluit)
2. Bij besluit van 24 april 2012, genaamd partiële hervaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009", heeft de raad het besluit van 16 februari 2010 nader gemotiveerd en gedeeltelijk gewijzigd. Artikel 25, lid 25.2, van de planregels ten aanzien van de hoogtebeperkingen is nader gemotiveerd door in hoofdstuk 3.10 van de plantoelichting de paragraaf "Hoogtebeperkingen Lelystad Airport" te wijzigen. In artikel 3, lid 3.4.2, sub j, van de planregels is 'kinderopvang' toegevoegd als ingevolge deze planregel toegestane nevenactiviteit en artikel 27, lid 27.5, van de planregels is geschrapt. Verder zijn op de verbeelding ook de ontbrekende aardgastransportleidingen opgenomen en is aan het in artikel 30, lid 30.1, van de planregels opgenomen aanlegvergunningstelsel toegevoegd dat een aanlegvergunning nodig is voor activiteiten binnen de bestemming "Leiding - Gas" en de daarbij behorende veiligheidszone.
3. Het besluit van 24 april 2012 is ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding, voor zover hierna niet anders wordt geoordeeld.
Beroep van [appellant sub 1]
4. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 16 februari 2010 wat artikel 25, lid 25.2, van de planregels ten aanzien van de hoogtebeperkingen betreft nader gemotiveerd, door in hoofdstuk 3.10 van de plantoelichting de paragraaf "Hoogtebeperkingen Lelystad Airport" te wijzigen. In aanmerking genomen dat [appellant sub 1] de nadere motivering niet heeft bestreden, is de Afdeling van oordeel dat de raad in de plantoelichting alsnog toereikend heeft gemotiveerd op grond waarvan de hoogtebeperkingen in artikel 25, lid 25.2, van de planregels zijn opgenomen.
Gelet hierop kunnen de rechtsgevolgen van het besluit van 16 februari 2010, voor zover dit betreft artikel 25, lid 25.2, van de planregels, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, in stand blijven.
Verder heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 16 februari 2010 gewijzigd door 'kinderopvang' in artikel 3, lid 3.4.2, sub j, van de planregels toe te voegen als ingevolge deze planregel toegestane nevenactiviteit. Hiermee is de raad geheel tegemoet gekomen aan het beroep van [appellant sub 1] wat artikel 3, lid 3.4.2, van de planregels betreft, zodat in zoverre geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is ontstaan, waarop nog dient te worden beslist.
Beroep van [appellant sub 2]
5. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 16 februari 2010 gewijzigd door artikel 27, lid 27.5, van de planregels te schrappen. Hiermee is de raad geheel tegemoet gekomen aan het beroep van [appellant sub 2] wat artikel 27, lid 27.5, van de planregels betreft, zodat in zoverre geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is ontstaan, waarop nog dient te worden beslist.
Beroep van N.V. Nederlandse Gasunie
6. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 16 februari 2010 gewijzigd door op de verbeelding de ontbrekende aardgastransportleidingen op te nemen en aan het in artikel 30, lid 30.1, van de planregels opgenomen aanlegvergunningstelsel toe te voegen dat een aanlegvergunning nodig is voor activiteiten binnen de bestemming "Leiding - Gas" en de daarbij behorende veiligheidszone.
N.V. Nederlandse Gasunie heeft in haar zienswijze met betrekking tot het besluit van 24 april 2012 aangevoerd dat ten onrechte geen aanlegvergunningstelsel is opgenomen in artikel 16 van de planregels. Het aanlegvergunningstelsel zoals in de partiële herziening van het plan is opgenomen in artikel 30, lid 30.1, van de planregels is volgens haar onvoldoende adequaat voor aardgastransportleidingen. Zij voert hiertoe aan dat de in artikel 30, lid 30.1, van de planregels opgenomen uitzonderingen op de aanlegvergunningplicht veel ruimer zijn dan de eerder door de raad in het in artikel 16 van de planregels van het ontwerpplan, dat ten grondslag ligt aan het bij besluit van 16 februari 2010 vastgestelde plan, voor aardgastransportleidingen in de bestemming "Leiding - Gas" opgenomen uitzonderingen. In dit verband heeft N.V. Nederlandse Gasunie, in aansluiting op haar beroepsgrond dat het vereiste van het opnemen van een aanlegvergunningstelsel in een bestemmingsplan ook is neergelegd in het met ingang van 1 januari 2011 in werking te treden Besluit externe veiligheid buisleidingen, verder opgemerkt dat het woord "onevenredig" in artikel 16, lid 16.3, van de planregels in strijd is met artikel 14, derde lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Hiervoor verwijst N.V. Nederlandse Gasunie naar de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2012 in zaak nr.
201105839/1/R3. Zij verzoekt het woord "onevenredig" in artikel 16, lid 16.3, van de planregels te laten vervallen.
6.1. De Afdeling stelt vast dat door het alsnog opnemen van de ontbrekende aardgastransportleidingen op de verbeelding in zoverre geheel is tegemoet gekomen aan het beroep van N.V. Nederlandse Gasunie, zodat in zoverre geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is ontstaan, waarop nog dient te worden beslist.
Onder verwijzing naar genoemde uitspraak van 9 mei 2012 in zaak nr.
201105839/1/R3stelt de Afdeling vast dat het woord "onevenredig" in artikel 16, lid 16.3, van de planregels in strijd is met het na de vaststelling van het plan in werking getreden artikel 14, derde lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De raad heeft blijkens zijn brief van 7 augustus 2012 in reactie op de zienswijze van N.V. Nederlandse Gasunie ingestemd met het verzoek om artikel 16, lid 16.3, van de planregels te wijzigen door het woord "onevenredig" daaruit te laten vervallen. Gelet hierop is het besluit van 16 februari 2010 in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld. Het beroep van N.V. Nederlandse Gasunie is in zoverre gegrond en het besluit van 16 februari 2010 dient in zoverre te worden vernietigd.
Door het aanlegvergunningstelsel niet op te nemen in artikel 16 van de planregels op een wijze als in het ontwerpplan, dat ten grondslag ligt aan het bij besluit van 16 februari 2010 vastgestelde plan, was voorzien, gelden ruimere uitzonderingen voor de aanlegvergunningplicht dan aanvankelijk waren beoogd. Een draagkrachtige motivering voor het opnemen van deze ruimere uitzonderingen ontbreekt. Het besluit van 24 april 2012 is daarmee wat artikel 30, lid 30.1, van de planregels, voor zover hierin een aanlegvergunningstelsel voor de bestemming "Leiding - Gas" is opgenomen, betreft in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep van N.V. Nederlandse Gasunie is in zoverre gegrond en het besluit van 24 april 2012 dient in zoverre te worden vernietigd.
6.2. N.V. Nederlandse Gasunie heeft in haar zienswijze de Afdeling gevraagd zelf in de zaak te voorzien door alsnog in artikel 16, lid 16.4, van de planregels een aanlegvergunningstelsel op te nemen voor activiteiten binnen de bestemming "Leiding - Gas" dat overeenkomt met het in artikel 16 van de planregels van het ontwerpplan opgenomen aanlegvergunningstelsel. N.V. Nederlandse Gasunie heeft hiervoor een tekstvoorstel gedaan. De raad heeft in zijn brief van 7 augustus 2012 medegedeeld dat hij zich kan vinden in het door N.V. Nederlandse Gasunie gedane tekstvoorstel voor artikel 16, lid 16.4, van de planregels en de Afdeling verzocht hierin te voorzien.
Gelet op het vorenstaande zal de Afdeling op na te melden wijze in de zaak voorzien. De Afdeling zal hierbij bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellante sub 4] en N.V. Nederlandse Gasunie is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. Ten aanzien van Stichting Flevo-landschap en [appellant sub 6] bestaat daartoe geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellante sub 4] tegen het besluit van 16 februari 2010 gedeeltelijk en het beroep van de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Gasunie tegen het besluit van 16 februari 2010 geheel gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lelystad van
16 februari 2010, voor zover:
a. in artikel 3, lid 3.4.2, van de planregels 'kinderopvang' niet is opgenomen,
b. dit betreft artikel 25, lid 25.2, van de planregels,
c. dit betreft het woord "onevenredig" in artikel 16, lid 16.3, van de planregels,
d. in artikel 16 van de planregels geen aanlegvergunningstelsel voor de bestemming "Leiding - Gas" is opgenomen,
e. dit betreft artikel 27, lid 27.5, van de planregels,
f. op de verbeelding aardgastransportleidingen ontbreken,
g. dit betreft het bouwvlak op het plandeel met de bestemming "Agrarisch", ter plaatse van het perceel [locatie] te Lelystad;
III. verklaart het beroep van de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Gasunie tegen het besluit van 24 april 2012 gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lelystad van 24 april 2012, voor zover in artikel 30, lid 30.1, een aanlegvergunningstelsel voor de bestemming "Leiding - Gas" is opgenomen;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 16 februari 2010 in stand blijven, voor zover dit betreft de onderdelen II.b. en II.g;
VI. bepaalt dat aan artikel 16 van de planregels van het besluit van 16 februari 2010, zoals gewijzigd bij besluit van 24 april 2012, een nieuw lid 16.4 wordt toegevoegd, luidende:
16.4.1. Aanlegvergunningplicht
Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot aanlegvergunning bepaalde en behoudens het bepaalde in sublid 16.4.2 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, de hierna aangegeven werken en werkzaamheden uit te voeren:
1. aanleggen van gesloten verhardingen;
2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het woelen, mengen, diepploegen en aanleggen van drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
3. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
4. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen;
5. het aanleggen van geluidswallen;
6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, niet zijnde bouwen;
7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
16.4.2. Uitzonderingen aanlegvergunningplicht
Het in sublid 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
2. werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
3. werken en/of werkzaamheden zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten.
16.4.3. Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de aardgastransportleiding, en vooraf ter zake door burgemeester en wethouders het advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
VII. bepaalt dat deze uitspraak wat onderdeel VI. betreft in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 16 februari 2010, zoals gewijzigd bij besluit van 24 april 2012;
VIII. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellante sub 4] tegen het besluit van 16 februari 2010 voor het overige en de beroepen van de stichting Stichting Flevo-landschap en [appellant sub 6] tegen het besluit van 16 februari 2010 geheel ongegrond;
IX. veroordeelt de raad van de gemeente Lelystad tot vergoeding van de in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten:
a. aan [appellant sub 1] tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. aan [appellant sub 2] tot een bedrag van € 655,50 (zegge: zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X. gelast dat de raad van de gemeente Lelystad aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor [appellante sub 4];
b. € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Gasunie;
c. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1] en
d. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2].
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012