ECLI:NL:RVS:2012:BY0386

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202485/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen op eerdere beslissing inzake rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2012. De rechtbank had eerder een verzoek van appellanten om terug te komen op een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam van 30 augustus 2010 afgewezen. Dit besluit betrof de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand had op 1 juni 2011 het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden, zoals vereist volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek van appellanten terecht als een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing werd aangemerkt. Appellanten stelden dat het klachtendossier, dat zij op 6 oktober 2010 hadden ingediend, een nieuw feit of veranderde omstandigheid opleverde. De rechtbank oordeelde echter dat de stukken in het dossier voornamelijk dateren van vóór de aanvraag om toevoeging van 6 juli 2010 en dat appellanten niet hadden aangetoond dat zij deze stukken niet eerder hadden kunnen inbrengen. Hierdoor werd het betoog van appellanten verworpen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens behandeld en bevestigd dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 17 oktober 2012, waarbij de proceskosten niet voor veroordeling in aanmerking komen.

Uitspraak

201202485/1/A2.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden wonend te [woonplaats], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2012 in zaak nr. 11/5122 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand).
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2011 heeft de raad een verzoek om van een besluit van 30 augustus 2010 terug te komen afgewezen.
Bij besluit van 14 september 2011 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft deze zaak gevoegd behandeld met zaak nr.
201203234/1/A2vanwege de onderlinge samenhang. Vóór de uitspraken zijn de zaken gesplitst.
2. Bij het besluit van 30 augustus 2010 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
Aan het besluit van 1 juni 2011 heeft de raad ten grondslag gelegd dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Het besluit van 1 juni 2011 ziet, evenals dat van 30 augustus 2010, op weigering van de gevraagde toevoeging. De rechtbank heeft het verzoek dan ook, anders dan [appellant] aanvoert, terecht aangemerkt als een nieuwe aanvraag na een eerdere afwijzing, als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het klachtendossier van de zaak, waarvoor hij rechtsbijstand heeft aangevraagd, een nieuw feit of veranderde omstandigheid oplevert die meebrengt dat het verzoek niet louter met verwijzing naar het eerdere besluit mocht worden afgewezen.
4.1. [appellant] heeft het klachtendossier bij de raad op 6 oktober 2010 ingediend. Het bestaat uit stukken die nagenoeg alle dateren van vóór de aanvraag om toevoeging van 6 juli 2010. Aangezien voorts niet is gesteld dat [appellant] het niet vóór het eerdere afwijzende besluit van 30 augustus 2010 heeft kunnen inbrengen, heeft de rechtbank dit dossier terecht niet als nieuw feit of veranderde omstandigheid in evenbedoelde zin aangemerkt.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012
47-615.