201113103/1/R4.
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rijswijk,
appellant,
de raad van de gemeente Rijswijk,
verweerder.
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft de raad een verzoek afgewezen het bestemmingsplan "Leeuwendaal, eerste herziening" te herzien.
Bij besluit van 1 november 2011 heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2012, waar [appellant] is verschenen.
1. [appellant] voert aan dat het in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur dat het bestemmingsplan "Leeuwendaal, eerste herziening" niet voorziet in de mogelijkheid de derde bouwlaag van onder meer de woningen aan de Koninginnelaan met de oneven nummers 47 tot en met 77 te Rijswijk aan de achterzijde uit te breiden, nu de woningen aan de overzijde van de weg met de even nummers 50 tot en met 62 deze mogelijkheid op grond van het plan wel hebben.
1.1. [appellant] heeft ter zitting verwezen naar de "Beleidsregel Dakopbouwen Leeuwendaal" (hierna: de Beleidsregel) die het college van burgemeester en wethouders op 4 september 2012 heeft vastgesteld. Hij voert aan dat volgens de Beleidsregel de regeling in het bestemmingsplan "Leeuwendaal, eerste herziening" te stringent is. Volgens hem maakt de Beleidsregel het daarom mogelijk de derde bouwlaag van een woning uit te breiden, wanneer dit aansluit bij de architectuur van de woning. Op grond daarvan heeft het college hem een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan uitbreiden van de tweede verdieping aan de achterkant van zijn woning, aldus [appellant].
1.2. De raad heeft ter motivering van zijn besluit verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 27 april 2011 in zaak nr.
201009370/1/H1. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de situatie aan de Koninginnelaan 52 niet zodanig overeenkomt met die van de woning van [appellant] dat het college daarin aanleiding moest zien medewerking te verlenen aan het bouwplan, nu aan het perceel Koninginnelaan 52 in het bestemmingsplan de aanduiding "extra bouwlaag toegestaan" is toegekend. Daarmee is gebleken dat de procedure ten aanzien van de voorbereiding en vaststelling van het bestemmingsplan "Leeuwendaal, eerste herziening" correct is gevolgd, aldus de raad.
De raad heeft voorts vermeld dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor de woonblokken Nassaukade 11 tot en met 30 en Koninginnelaan 50 tot en met 62 uitbreiding van de derde bouwlaag is toegestaan voor woningen waarvan de derde bouwlaag slechts gedeeltelijk is gerealiseerd en waarvan de dakopbouw niet zichtbaar is vanaf de straatzijde. Deze bebouwing is voor genoemde woonblokken bij amendement toegestaan, omdat de situatie van deze woonblokken als incidenteel en uniek kon worden aangemerkt, er geen afbreuk wordt gedaan aan de beleidsuitgangspunten voor de wijk Leeuwendaal en er geen vermindering of aantasting van de beeldkwaliteit plaatsvindt, aldus de raad. Dat de raad de bebouwing heeft toegestaan voor genoemde bouwblokken en niet voor andere delen van de wijk Leeuwendaal maakt de vaststelling van het bestemmingsplan volgens de raad niet onrechtmatig, nu het inherent aan het maken van ruimtelijke plannen is dat daarbij voor het ene gebied andere keuzes worden gemaakt dan voor het andere. Volgens de raad is er geen noodzaak het bestemmingsplan te herzien als de situatie van de genoemde woonblokken minder uniek zou blijken te zijn dan is aangenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan, hetgeen echter niet is gebleken.
1.3. De Afdeling stelt voorop dat de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan.
Voormelde uitspraak heeft betrekking op een weigering ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen voor het uitbreiden van de woning van [appellant]. Bij het oordeel dat het college in redelijkheid de gevraagde ontheffing heeft kunnen weigeren, was van belang dat aan het perceel aan de Koninginnelaan 52 de aanduiding "extra bouwlaag toegestaan" is toegekend en dat deze aanduiding bij de woning van [appellant] ontbreekt. Thans is aan de orde de vraag of de raad in redelijkheid heeft kunnen weigeren het bestemmingsplan te herzien, nu bij de woningen aan de Nassaukade 11 tot en met 30 en Koninginnelaan 50 tot en met 62 deze aanduiding is toegekend, terwijl deze bij onder meer de woning van [appellant] ontbreekt. Gelet hierop kan uit het feit dat de Afdeling in voormelde uitspraak heeft geoordeeld dat de situatie van de woning aan de Koninginnelaan 52 niet overeenkomt met die van de woning van [appellant], niet worden afgeleid dat ook in dit geval moet worden geoordeeld dat de situatie van de woning aan de Koninginnelaan 52 niet overeenkomt met die van de woning van [appellant].
De raad heeft aan zijn besluit voorts ten grondslag gelegd dat geen noodzaak bestaat het bestemmingsplan te herzien als de situatie van de genoemde woonblokken minder uniek zou blijken te zijn dan bij de vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen, hetgeen volgens de raad niet is gebleken. Daarmee heeft de raad de afwijzing van het herzieningsverzoek niet gemotiveerd voor het geval de situatie van die woonblokken minder uniek zou zijn dan bij de vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen, terwijl de toekenning van de aanduiding aan die woonblokken daarop berustte dat de situatie van die woonblokken door de raad als uniek werd aangemerkt.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zijn besluit van 1 november 2011 gelet hierop niet deugdelijk gemotiveerd. Hetgeen [appellant] overigens aanvoert behoeft geen bespreking.
2. Het beroep is gegrond. Het besluit van 1 november 2011 dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rijswijk van 1 november 2011;
III. gelast dat de raad van de gemeente Rijswijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012