ECLI:NL:RVS:2012:BY0980

Raad van State

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205013/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • D.L. Bolleboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor schuur op perceel in Bronckhorst

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst op 5 augustus 2010 geweigerd om een reguliere bouwvergunning te verlenen aan [wederpartij] voor het veranderen van een schuur op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd door [wederpartij] aangevochten, wat leidde tot een bezwaar dat op 22 februari 2011 ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen, die op 18 april 2012 het beroep gegrond verklaarde, het besluit van het college vernietigde en het college opdroeg om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 27 september 2012. Tijdens deze zitting waren zowel het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk, als [wederpartij], bijgestaan door mr. J. Dijkstra, aanwezig. De voorzitter heeft overwogen dat het bouwplan, dat voorziet in het gedeeltelijk vernieuwen van de schuur voor opslag van landbouwwerktuigen, niet in strijd is met de geldende regelgeving, mits er sprake is van een reëel agrarisch bedrijf.

Het college betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er op het perceel een reëel agrarisch bedrijf werd geëxploiteerd, en dat andere factoren ook een rol moeten spelen bij deze beoordeling. De voorzitter heeft geconcludeerd dat het belang van de aanvrager bij een spoedige beslissing op het bezwaar groot is, en heeft daarom besloten dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is op 16 oktober 2012 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201205013/2/A1.
Datum uitspraak: 16 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 april 2012 in zaak nr. 11/498 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats], gemeente Bronckhorst
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2010 heeft het college geweigerd [wederpartij] reguliere bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een schuur op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 februari 2011 heeft het het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen opnieuw op het gemaakte bezwaar te beslissen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 september 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk, en [wederpartij], bijgestaan door mr. J. Dijkstra, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet volgens het aanvraagformulier in het gedeeltelijk vernieuwen van een bestaande schuur om deze geschikt te maken voor opslag van landbouwwerktuigen.
2. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat op het perceel ten tijde van belang geen reëel agrarisch bedrijf werd geëxploiteerd. Het voert daartoe aan dat de rechtbank, door doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het winstoogmerk, waarmee [wederpartij] agrarische activiteiten verricht, onvoldoende oog heeft gehad voor de overige factoren die volgens vaste rechtspraak een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of er een reëel agrarisch bedrijf is.
2.1. De rechtbank heeft voor de betekenis van de term "bedrijfsmatige agrarische produktie" aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van de Afdeling met betrekking tot de term "agrarisch bedrijf". Daarbij heeft zij het winstoogmerk van [wederpartij] van doorslaggevend belang geacht, hoewel volgens de jurisprudentie (onder meer uitspraak van 30 maart 2005 in zaak nr.
200204614/1) in de regel ook andere factoren bij het oordeel over de vraag of ter plaatse een reëel agrarisch bedrijf aanwezig is moeten worden betrokken.
Nu gevolg geven aan de aangevallen uitspraak naar verwachting tot verlening van bouwvergunning voor het bouwplan zal leiden, bestaat onder die omstandigheden aanleiding na te melden voorlopige voorziening te treffen. Gelet op het belang van de aanvrager bij een spoedige beslissing op het door hem gemaakte bezwaar, zal echter worden bevorderd dat het bodemgeschil door de Afdeling met voorrang wordt behandeld.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst geen nieuw besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar hoeft te nemen, dan nadat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bolleboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2012
641.