201207782/2/R1.
Datum uitspraak: 16 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed den Alerdinck II B.V., gevestigd te Laag Zuthem, gemeente Raalte,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Raalte,
de raad van de gemeente Raalte,
verweerder.
Bij besluit van 8 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Raalte" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Landgoed den Alerdinck II en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Landgoed den Alerdinck II en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Landgoed den Alerdinck II, [verzoeker sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 oktober 2012, waar Landgoed den Alerdinck II, vertegenwoordigd door mr. H.P. Wiersema en mr. E.A. Minderhoud, beiden advocaat te Amsterdam, [verzoeker sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Enschede, zijn verschenen. Voorts is daar J.W. Koning, vertegenwoordigd door ir. R. Nijmeijer, werkzaam bij Eelerwoude, als partij gehoord.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Landgoed den Alerdinck II richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Landhuis" voor het perceel Den Alerdinckweg 1, voor zover ter plaatse evenementen kunnen worden gehouden. Volgens Landgoed den Alerdinck II is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid, omdat moet worden gevreesd dat hangende het beroep grootschalige evenementen zullen worden gehouden.
2.1. Vaststaat dat evenementen die naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met de evenementen waarop het verzoek betrekking heeft, al vanaf 2007 illegaal plaatsvinden op het perceel. Landgoed Den Alerdinck II heeft naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat, in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure, onomkeerbare gevolgen zijn te verwachten voor het terrein of de omgeving als het perceel gedurende die periode opnieuw zal worden gebruikt voor het houden van evenementen. De aard en omvang van de evenementen zoals die sinds 2007 op het perceel Den Alerdinckweg 1 worden gehouden in aanmerking genomen, acht de voorzitter - anders dan Landgoed den Alerdinck II betoogt - niet aannemelijk gemaakt dat een voortzetting van de evenementen totdat in de hoofdzaak zal zijn beslist, ertoe zal leiden dat de aanwezige flora en fauna in het gebied onomkeerbaar zullen worden aangetast.
2.2. Landgoed den Alerdinck II voert verder aan dat met ingang van 5 juli 2012 in het kader van een procedure tot afwijking van zowel het vorige als het onderhavige bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage is gelegd dat voorziet in ruimere mogelijkheden voor het houden van evenementen dan het vorige en het thans aan de orde zijnde plan. Zij betoogt dat met haar verzoek een spoedeisend belang is gemoeid, omdat daarmee verlening van de omgevingsvergunning kan worden voorkomen. Hieromtrent overweegt de voorzitter dat de procedure tot afwijking losstaat van de procedure inzake de vaststelling van het bestemmingsplan. Landgoed den Alerdinck II kan zo nodig tegen de verlening van de omgevingsvergunning in het kader van de afwijkingsprocedure rechtsmiddelen aanwenden.
2.3. Gelet op het voorgaande is met het verzoek van Landgoed den Alerdinck II geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
3. [verzoeker sub 2] betoogt dat het gebied "De Stoevinghe" ten onrechte in het voorliggende plan is opgenomen. Volgens hem is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid, omdat met de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare nadelen optreden voor dit gebied.
3.1. Het college van gedeputeerde staten heeft bij besluit van 10 juli 2012 een reactieve aanwijzing gegeven met betrekking tot plandelen met de bestemming "Wonen" in het gebied "De Stoevinghe". De reactieve aanwijzing strekt ertoe dat die plandelen geen deel blijven uitmaken van het plan zoals dat is vastgesteld. De voorzitter overweegt dat uit artikel 3.8, vijfde en zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening voortvloeit dat deze plandelen niet gezamenlijk met de andere onderdelen van het plan in werking kunnen treden. Hieruit volgt dat een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening in zoverre ontbreekt.
Verder heeft de raad ter zitting onweersproken verklaard dat [verzoeker sub 2] met de inwerkingtreding van het voorliggende plan niet wordt benadeeld ten opzichte van het vorige planologische regime voor het deel van het gebied "De Stoevinghe" waarop de reactieve aanwijzing geen betrekking heeft.
3.2. Het voorgaande in aanmerking genomen is met het verzoek van [verzoeker sub 2] evenmin een spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de verzoeken af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2012