ECLI:NL:RVS:2012:BY0989

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202933/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor verbouwing opslag- en kantoorruimten naar logiesverblijven in Nijkerk

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk op 7 juni 2010 een bouwvergunning geweigerd aan [appellante] voor het intern verbouwen van opslag- en kantoorruimten naar logiesverblijven. Het perceel bevindt zich op het adres [locatie] te Nijkerk. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 16 juni 2011, heeft de rechtbank Arnhem op 7 februari 2012 het beroep van [appellante] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 2 oktober 2012 ter zitting heeft behandeld.

De Raad van State overweegt dat het bouwplan voorziet in het oprichten van logiesruimten voor een pension ten behoeve van arbeidsmigranten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dat op het perceel de bestemming 'Centrumvoorzieningen' heeft met de aanduiding 'wonen niet toegestaan'. De Raad bevestigt deze conclusie en stelt vast dat er geen functionele verbinding bestaat tussen het verstrekken van spijzen en dranken en het bieden van logies, aangezien het restaurant op de begane grond door een derde wordt geëxploiteerd.

Daarnaast wordt opgemerkt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het aantal woningen niet gelijk blijft, wat een voorwaarde is voor het verlenen van ontheffing. De Raad van State concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren planologische medewerking aan het bouwplan te verlenen. Het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201202933/1/A1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 februari 2012 in zaak nr. 11/2939 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2010 heeft het college geweigerd aan [appellante] een bouwvergunning te verlenen voor het intern verbouwen van opslag- en kantoorruimten naar logiesverblijven op het adres [locatie] te Nijkerk (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 juni 2011 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door J.G. Schreuder, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.I. Liesdek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van logiesruimten voor een pension ten behoeve van arbeidsmigranten op de eerste verdieping van het pand op het perceel.
2. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het vierde lid kan de gemeenteraad de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 3.23, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) komt voor toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de wet in aanmerking: het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits, voor zover thans van belang, het aantal woningen gelijk blijft.
Ingevolge het op 15 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Nijkerk Binnenstad 1999, 2e herziening" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het achterste gedeelte van het perceel, waar het bouwplan is voorzien, de bestemming "Centrumvoorzieningen" met de aanduiding "wonen niet toegestaan". De als zodanig aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor horecabedrijven in de categorieën 1 tot en met 3 van de van het bestemmingsplan deel uitmakende lijst van horecabedrijven. Daartoe behoren onder meer een restaurant, een hotel-restaurant en een pension.
Ingevolge artikel 1, onderdeel o, van de planvoorschriften wordt onder horecabedrijf verstaan: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en spijzen voor het gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
Ingevolge onderdeel j is een woning een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouding.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Daartoe voert zij aan dat uit de planvoorschriften niet volgt dat het bouwplan functioneel verbonden moet zijn met het bestaande restaurant op de begane grond door een bedrijfsmatige samenhang, maar dat het bouwplan zelfstandig als horecabedrijf kan functioneren. Voorts voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van wonen.
3.1. Uit de begripsomschrijving van een horecabedrijf in het bestemmingsplan volgt dat sprake moet zijn van voorzieningen waarbij bedrijfsmatig maaltijden worden verstrekt, waarbij, voor zover thans van belang, al dan niet ook overnacht mag worden. Gelet hierop dient een functionele verbinding met een bedrijfsmatige samenhang te bestaan tussen het bieden van logies in de logiesruimten op de eerste verdieping en het verstrekken van spijzen en dranken. Niet in geschil is dat de activiteiten van [appellante] niet zijn gericht op exploitatie van een horecabedrijf. Volgens de bouwtekening worden ontbijt, lunch en diner verzorgd door het bestaande restaurant op de begane grond. Echter, vaststaat dat dit restaurant door een derde wordt geëxploiteerd, zodat een bedrijfsmatige samenhang met het bouwplan ontbreekt. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de noodzakelijke functionele verbondenheid tussen het verstrekken van spijzen en dranken en het bieden van logies ontbreekt. Nu het bouwplan op de eerste verdieping van het pand voorziet in vier appartementen met complete woonvoorzieningen, een eigen entree met deurbel, een woonkamer met daarbij twee of drie slaapkamers en een pantry, heeft de rechtbank, gelet op indeling, omvang en voorzieningenniveau voorts terecht geoordeeld dat sprake is van zelfstandige wooneenheden. Daarmee is aannemelijk dat het met het bouwplan beoogd gebruik betrekking heeft op woondoeleinden en niet op het exploiteren van een horecabedrijf, zodat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren planologische medewerking aan het bouwplan te verlenen.
4.1. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het verlenen van ontheffing voor het bouwplan met toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro, gelezen in verbinding met artikel 4.1.1., eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro niet mogelijk is, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat het aantal woningen gelijk blijft. Ter zitting is komen vast te staan dat de bevoegdheid om een projectbesluit te nemen door de gemeenteraad aan het college is gedelegeerd. De rechtbank heeft terecht door het college voldoende gemotiveerd geacht waarom het niet bereid is ten behoeve van het bouwplan een projectbesluit te nemen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in het bestemmingsplan uitdrukkelijk is bepaald dat wonen op het perceel niet is toegestaan. Volgens de plantoelichting is dit niet wenselijk geacht, gelet op de omgeving en de aangrenzende tuinen. Niet in geschil is dat die omgeving sedert de vaststelling van het bestemmingsplan niet is gewijzigd. Dat wonen boven winkels volgens de door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgestelde Binnenstadsvisie wordt gestimuleerd, maakt dat niet anders. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, daargelaten dat de Binnenstadsvisie is vastgesteld na het nemen van het besluit op bezwaar, door [appellante] niet is betwist dat daarin een uitzondering op voormelde hoofdregel wordt gemaakt wanneer wonen boven winkels, zoals in dit geval, uitdrukkelijk is uitgesloten.
Het betoog faalt.
4.2. Het beroep van [appellante] op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel faalt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, reeds omdat schending van die beginselen niet kan leiden tot verlening van een bouwvergunning in strijd met de wet.
4.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012
392.