201200207/1/A3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 november 2011 in zaak nr. 11/6258 in het geding tussen:
de minister van Veiligheid en Justitie.
Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de minister een verzoek van [appellant] om verwijdering van alle over hem krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) verwerkte justitiële documentatie, afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2011 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.J. van Duijne Strobosch, advocaat te Den Haag, en de minister van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. J.T. de Gooijer-Janse, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen moet de rechter volgens de wet recht spreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen.
Ingevolge artikel 1 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) wordt in die wet en de daarop rustende bepalingen verstaan onder:
a. justitiële gegevens of gegevens: bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven gegevens omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering;
b. strafvorderlijke gegevens: gegevens over een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg verwerkt;
Ingevolge artikel 2, eerste lid, verwerkt de minister in de justitiële documentatie justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging.
Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur de gegevens aangewezen die als justitiële gegevens worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 3 treft de minister de nodige maatregelen opdat de justitiële gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn. Hij verbetert of verwijdert de gegevens dan wel vult deze aan of schermt deze af indien hem blijkt dat deze onjuist of onvolledig zijn.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, kan degene aan wie overeenkomstig artikel 18 kennis is gegeven van hem betreffende justitiële gegevens, de minister schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, voor zover thans van belang, geldt een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 22 als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge artikel 2 van het Besluit justitiële gegevens (hierna: het Besluit) worden met betrekking tot misdrijven als justitiële gegevens aangemerkt de in de artikelen 6 en 7 vermelde gegevens van zaken waarvan het proces-verbaal door het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad op grond van artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie in behandeling is genomen.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, worden, voor zover van toepassing, als justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 9 aangemerkt:
a. alle beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van;
1. de beslissing tot niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt;
2. de beslissing tot niet vervolgen na vaststelling van een rechtmatige geweldsaanwending van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren;
j. indien over het feit bij rechterlijke uitspraak is beslist:
1˚. het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan;
2˚. de datum van de uitspraak;
3˚. de inhoud van de uitspraak, waaronder de kwalificatie van het feit en de daarbij betrokken strafbepalingen;
4˚. alle voorwaarden die bij een beslissing zijn opgelegd;
5˚. de datum waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden;
6˚. de datum van het vermoedelijke einde van de proeftijd;
7˚. de aanduiding of de uitspraak kan worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in de artikelen 10, 11 of 12 van de wet alsmede de datum waarop dat gegeven niet langer als zodanig kan worden aangemerkt;
2. Bij brief van 6 oktober 2009 heeft [appellant] de minister verzocht om verwijdering van alle over hem krachtens de Wjsg verwerkte justitiële documentatie.
Blijkens de uitspraak van het gerechtshof 's-Gravenhage (hierna: het gerechtshof) van 15 april 2009, parketnummer 09-754167-04, is [appellant] als verdachte aangemerkt primair ter zake van het op 12 augustus 2004 overtreden van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht en subsidiair het overtreden van artikel 189, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Van het primair ten last gelegde feit heeft het gerechtshof [appellant] vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft het gerechtshof hem ontslagen van alle rechtsvervolging.
3. Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de minister geweigerd over [appellant] geregistreerde justitiële gegevens in de justitiële documentatie te verwijderen. Deze weigering heeft hij bij besluit van 21 juni 2011 gehandhaafd, onder verwijzing naar artikel 22, eerste lid, van de Wjsg en artikel 7, eerste lid, van het Besluit. De wettelijk gestelde bewaartermijn is nog niet verstreken, zodat de gegevens thans niet voor verwijdering in aanmerking komen, aldus de minister. Ten overvloede heeft de minister nog overwogen dat de beoordeling en het gebruik van justitiële gegevens door een daartoe geautoriseerde autoriteit of instantie een zelfstandige bevoegdheid betreft, waarvoor deze dan ook volledig verantwoordelijk is.
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de justitiële gegevens over [appellant], gelet op de artikelen 2 en 7, eerste lid, aanhef en onder a en j, van het Besluit terecht heeft geregistreerd. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de vrees van [appellant] dat de registratie het bemoeilijkt een geschikte baan te vinden, geen omstandigheid is als genoemd in artikel 22, eerste lid, van de Wjsg op grond waarvan de registratie zou moeten worden verwijderd. De registratie is voor het doel van de verwerking ter zake dienend. Dat doel is het dienen van een goede strafrechtspleging door inzicht te verschaffen in het strafrechtelijke verleden van [appellant], aldus de rechtbank. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2008 in zaak nr.
200703283/1heeft zij te dien aanzien overwogen dat door registratie van een vrijspraak kan worden voorkomen dat iemand twee keer voor hetzelfde feit wordt vervolgd.
5. [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank een verkeerde maatstaf heeft aangelegd door te verwijzen naar artikel 7, eerste lid, van het Besluit. Dit artikel bepaalt niets over de wijziging, verbetering of verwijdering van justitiële gegevens. Bovendien heeft de rechtbank ten onrecht de twee uitzonderingen genoemd in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit in haar beoordeling betrokken. Deze zijn in dit geval niet relevant, nu het volgens [appellant] gaat om de vraag of na een uitspraak waarin een persoon is vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging de justitiële gegevens nog langer bewaard moeten worden. Ten onrechte heeft de wetgever geen bepaling voor die situatie in de Wjsg en het Besluit opgenomen. Overigens heeft de rechtbank miskend dat zijn situatie vergelijkbaar is met de situatie waarin een persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt, als vermeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, punt 1, van het Besluit, aldus [appellant]. Ten onrechte heeft de rechtbank voorts zonder nadere motivering overwogen dat de justitiële gegevens over [appellant] gelet op een goede strafrechtspleging ter zake dienend zijn. De registratie van de justitiële gegevens wordt volgens [appellant] niet gebruikt voor een goede strafrechtspleging en is daarvoor ook niet nodig. Ten onrechte heeft de rechtbank in navolging van de Afdeling in haar uitspraak van 16 januari 2008 overwogen dat door de registratie kan worden voorkomen dat iemand voor hetzelfde feit twee keer wordt vervolgd. Dit doel dient volgens [appellant] op een andere wijze te worden bereikt.
6. Met juistheid heeft de rechtbank in haar uitspraak de systematiek van het toepasselijke wettelijke kader aangegeven. Zij heeft hiertoe onderzocht of de gegevens die [appellant] verwijderd wil zien als justitiële gegevens kunnen worden aangemerkt in de zin van de Wjsg en het Besluit. Artikel 2 van de Wjsg bepaalt dat de minister bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen justitiële gegevens verwerkt in de justitiële documentatie ten behoeve van een goede strafrechtspleging. Met betrekking tot misdrijven staan in artikel 7, eerste lid, van de desbetreffende algemene maatregel van bestuur, zijnde het Besluit, gegevens opgenomen die als justitiële gegevens worden aangemerkt. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat dit artikel dwingend strekt tot registratie van de beslissing van het gerechtshof, nu deze beslissing niet valt onder de in het eerste lid, aanhef en onder a, onder punt 1 en 2 van dit artikel genoemde uitzonderingen. Noch de tekst van deze bepaling, noch de totstandkomingsgeschiedenis van de Wjsg of het Besluit biedt aanknopingspunten voor een ander oordeel. Anders dan [appellant] betoogt, bestaat derhalve geen grond aan te nemen dat de wetgever heeft beoogd tevens andere, met de uitzonderingen als hiervoor genoemd vergelijkbare, justitiële gegevens uit te zonderen van de opdracht deze te verwerken. Voor zover [appellant] betoogt dat de Wjsg als ook het Besluit ten onrechte geen specifieke bepaling toegespitst op zijn situatie bevatten, merkt de Afdeling op dat het haar niet vrijstaat de innerlijke waarde of billijkheid van de Wjsg en het Besluit te beoordelen.
Artikel 22, eerste lid, van de Wjsg geeft voorts vier gronden voor onder meer verwijdering van de opgenomen justitiële gegevens. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] niet heeft gesteld dat de ten aanzien van hem geregistreerde gegevens feitelijk onjuist of voor het doel van de verwerking onvolledig zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift zijn verwerkt. Voorts is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de geregistreerde justitiële gegevens over [appellant] voor het doel van de verwerking ter zake dienend zijn. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de registratie, zo blijkt uit artikel 2 van de Wjsg, tot doel heeft een goede strafrechtspleging te dienen door inzicht te verschaffen in het strafrechtelijk verleden van betrokkenen. Het dient tevens het belang van betrokkenen dat in de registratie vermeld dient te worden dat tegen hen ingestelde strafvervolging is geëindigd met een vrijspraak dan wel met een ontslag van rechtsvervolging.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012