ECLI:NL:RVS:2012:BY1005

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201241/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • B. Nell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeur op basis van justitiële antecedenten

In deze zaak gaat het om de weigering van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om aan [appellant] een verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te geven, noodzakelijk voor het verkrijgen van een chauffeurspas. De aanvraag werd afgewezen op basis van eerdere justitiële antecedenten van [appellant], waaronder verkeersdelicten en een veroordeling voor heling. De staatssecretaris oordeelde dat deze antecedenten een risico voor de samenleving met zich meebrachten, wat in strijd zou zijn met de verantwoordelijkheden van een taxichauffeur. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder de afwijzing van de VOG bevestigd, waarna [appellant] in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak op 24 oktober 2012 behandeld. Tijdens de zitting werd [appellant] bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.A. de Kock, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. D.D. van Milt. De Raad overwoog dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op de Beleidsregels VOG-NP-RP & IVB 2010, die de criteria voor het afgeven van een VOG vastlegden. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen oordelen dat de justitiële antecedenten van [appellant] een belemmering vormden voor de afgifte van de VOG.

De Raad bevestigde dat de veiligheid van passagiers en de integriteit van de taxibranche zwaarwegende belangen zijn. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de veroordeling wegens heling bij de beoordeling had mogen betrekken, en dat het risico voor de samenleving zwaarder woog dan de belangen van [appellant]. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201201241/1/A3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 december 2011 in zaak nr. 11/5366 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2011 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) ten behoeve van een chauffeurspas afgewezen.
Bij besluit van 19 mei 2011 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. D.D. van Milt, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, is een VOG een verklaring van de minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon. De verklaring bevat geen andere mededelingen.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan.
1.1. Bij de beoordeling van de aanvraag om afgifte van de VOG zijn de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP & IVB 2010 (Stcrt. 2010, nr. 14312; hierna: de Beleidsregels).
Volgens paragraaf 3 ontvangt de staatssecretaris alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het Justitieel Documentatiesysteem (hierna: het JDS). Wanneer de aanvrager voorkomt in de justitiële documentatie wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium.
Volgens paragraaf 3.1 wordt bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager een terugkijktermijn in acht genomen.
Volgens het specifieke screeningsprofiel geldend voor een taxichauffeur bedraagt de terugkijktermijn bij dit beroep vijf jaren.
Indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen, betrekt de staatssecretaris ook alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn liggen in de beoordeling van de aanvraag.
Volgens paragraaf 3.2 wordt de afgifte van de VOG in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Volgens paragraaf 3.2.3 wordt bij de vaststelling van het risico voor de samenleving een onderverdeling gemaakt in risico’s voor informatie, geld, goederen, diensten, zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen. Met behulp van een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen worden de risico’s nader uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of een justitieel gegeven als relevant moet worden beschouwd voor het doel van de aanvraag.
Volgens paragraaf 3.3 kan op grond van het subjectieve criterium worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van een VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Volgens paragraaf 3.3.1 ziet het subjectieve criterium op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG. Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
In het geval dat de staatssecretaris na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken.
1.2. Om vast te stellen of het aangetroffen antecedent een belemmering kan vormen voor de afgifte van de VOG, hanteert de staatssecretaris bij de Beleidsregels behorende screeningsprofielen, bedoeld in paragraaf 3.2.3.
In het specifieke screeningsprofiel 'taxibranche; chauffeurspas', zoals dat luidde ten tijde van belang, staat onder meer vermeld dat de taxichauffeur verantwoordelijk is voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers. Chauffeurs kunnen daarnaast omgaan met contant en giraal geld. Eén van de risico’s is dat de veiligheid van de passagiers en medeweggebruikers in gevaar wordt gebracht. Dit risico kan veroorzaakt worden door rijden onder invloed, overschrijding van de maximumsnelheid, gevaarlijk rijgedrag en/of agressief gedrag etc. Als er een één op één relatie is, kunnen de passagiers in een tijdelijke afhankelijkheidspositie verkeren ten opzichte van de taxichauffeur. Daarnaast bestaat ook het risico van geweld- en zedendelicten, afpersing, chantage (afdreiging), diefstal, verduistering of vervalsing van bijvoorbeeld taxipassen, zo blijkt uit het specifieke screeningsprofiel.
2. [appellant] heeft verzocht aan hem een VOG af te geven ten behoeve van een chauffeurspas bij KIWA Register B.V. te Rijswijk.
De staatssecretaris heeft geweigerd aan dat verzoek te voldoen, omdat ten aanzien van [appellant] een zaak staat geregistreerd wegens overschrijden van de maximumsnelheid, gepleegd op 24 november 2010, met hem op 1 juni 2010 een transactie is overeengekomen van € 690,00 wegens overschrijden van de maximumsnelheid en hij bij onherroepelijk geworden uitspraken van 3 oktober 2008 en 12 oktober 2007 is veroordeeld wegens het medeplegen van heling tot 24 uren werkstraf, subsidiair 12 dagen jeugddetentie, onderscheidenlijk wegens gevaarlijk rijgedrag en niet voldoen aan de rijbewijsplicht tot 30 uren werkstraf, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Verder heeft de staatssecretaris bij zijn weigering een VOG af te geven in aanmerking genomen dat buiten de terugkijktermijn op 11 april 2006 met [appellant] een transactie is overeengekomen van 28 uren leerstraf wegens het medeplegen van beschadiging van goederen. De staatssecretaris heeft op de aanvraag het specifieke screeningsprofiel "taxibranche; chauffeurspas" toegepast. Omdat [appellant] met justitie in aanraking is gekomen wegens verkeersdelicten bestaat volgens de staatssecretaris een risico voor het welzijn en de veiligheid van mensen.
De staatssecretaris acht een snelheidsovertreding bovendien bij uitstek niet verenigbaar met de functie van taxichauffeur. Daarnaast levert een vermogensdelict als heling, indien herhaald, volgens de staatssecretaris een risico op voor de veiligheid van de eigendommen van passagiers. Vanwege de veroordeling ter zake van heling is de mogelijkheid aanwezig dat [appellant] de functie misbruikt voor persoonlijke begunstiging. Hierdoor bestaat een risico voor de samenleving, aldus de staatssecretaris. Gelet op het beperkte tijdsverloop sinds het laatste justitiecontact en de hoeveelheid antecedenten is de staatssecretaris van oordeel dat onvoldoende tijd is verstreken om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving voldoende is afgenomen. Het te beschermen belang van de samenleving dient volgens de staatssecretaris zwaarder te wegen dan het belang van [appellant] bij de afgifte van de VOG.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat heling, indien herhaald, gezien het risico voor de samenleving geen belemmering vormt voor behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur en daarom bij de beoordeling niet in aanmerking genomen mocht worden. Heling wordt niet in het van toepassing zijnde screeningsprofiel genoemd, aldus [appellant]. Indien de heling buiten beschouwing wordt gelaten, is er tussen oktober 2007 en juni 2010 niets voorgevallen, welke omstandigheid volgens hem niet terzijde mag worden geschoven, temeer nu hij in 2007 nog minderjarig was. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris onvoldoende met zijn persoonlijke omstandigheden rekening heeft gehouden. Aan zijn belangen dient een zwaarder gewicht te worden toegekend dan aan het risico voor de samenleving, aldus [appellant].
3.1. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat de staatssecretaris de veroordeling wegens heling bij de beoordeling heeft mogen betrekken. Daarbij heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat, bij herhaling van het strafbare feit, een risico ontstaat voor de samenleving. De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij een vermogensdelict als heling een risico aanwezig is voor de veiligheid van de eigendommen van passagiers. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het strafbare feit, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat. Dat heling als zodanig niet wordt vermeld in het screeningsprofiel "taxibranche; chauffeurspas" kan aan het vorenstaande niet afdoen.
3.2. De staatssecretaris heeft in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het risico voor de samenleving dan aan het belang van [appellant] bij afgifte van een VOG. Hierbij heeft de staatssecretaris in aanmerking mogen nemen dat buiten de terugkijktermijn op 11 april 2006 met [appellant] een transactie is overeengekomen van 28 uren leerstraf wegens het medeplegen van beschadiging van goederen en heeft hij zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het tijdsverloop sinds de laatste overtreding te beperkt is om te kunnen aannemen dat de kans op recidive en het risico voor de samenleving voldoende zijn afgenomen. Voorts heeft de staatssecretaris de jeugdige leeftijd van [appellant] ten tijde van een aantal delicten in de belangenafweging meegewogen. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de omstandigheid dat [appellant] door de weigering van de afgifte van de VOG de functie van taxichauffeur niet kan uitoefenen, een bij het vaststellen van de Beleidsregels voorzien mogelijk gevolg van die weigering is, en om die reden geen bijzondere omstandigheid in verband waarmee de staatssecretaris in afwijking van zijn beleid tot afgifte van de VOG had moeten besluiten. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2009 in zaak nr.
200901817/1/H3.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Nell
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012
597.