ECLI:NL:RVS:2012:BY1014

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201208958/1/A4 en 201208958/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M. van Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening van de Vereniging Publieke Steigers tegen het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Vereniging Publieke Steigers hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 4 september 2012 het beroep van de Vereniging ongegrond verklaarde. De zaak betreft besluiten van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam, waarbij aan de Vereniging en anderen op 6 december 2011 lasten onder bestuursdwang zijn opgelegd. De Vereniging heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het dagelijks bestuur heeft deze bezwaren op 5 juni 2012 ongegrond verklaard. De Vereniging heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 16 oktober 2012. In de overwegingen werd vastgesteld dat nader onderzoek niet nodig was voor de beoordeling van de zaak. De voorzitter oordeelde dat de Vereniging geen beroep had ingesteld tegen het besluit van 5 juni 2012, en dat dit haar redelijkerwijs niet kon worden verweten. Hierdoor was het hoger beroep niet-ontvankelijk, zoals bepaald in artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzitter heeft besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 19 oktober 2012.

Uitspraak

201208958/1/A4 en 201208958/2/A4.
Datum uitspraak: 19 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging Publieke Steigers Nico Jessekade (hierna: de Vereniging), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2012 in zaak nrs. AWB 12/3557 en 12/3558 in het geding tussen:
[partij] en anderen
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur).
Procesverloop
Bij te onderscheiden besluiten van 6 december 2011 heeft het dagelijks bestuur aan [partij] en anderen lasten onder bestuursdwang opgelegd.
Bij besluit van 5 juni 2012 heeft het dagelijks bestuur de door [partij] en anderen daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 september 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [partij] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Vereniging hoger beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief heeft de Vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 oktober 2012, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H. Pals, werkzaam bij het stadsdeel, is verschenen.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Zoals het dagelijks bestuur terecht in het verweerschrift heeft aangevoerd, heeft de Vereniging geen beroep ingesteld tegen het besluit van 5 juni 2012. Gesteld noch gebleken is dat dit de Vereniging redelijkerwijs niet kan worden verweten als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb. Het door haar ingestelde hoger beroep is, gelet op artikel 6:13 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van die wet, niet-ontvankelijk.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Van Hulst
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2012
402.