ECLI:NL:RVS:2012:BY1018

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201208236/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M. van Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met revisievergunning voor vleeskuikenhouderij te De Wolden

Op 12 juli 2012 verleende het college van burgemeester en wethouders van De Wolden een revisievergunning voor een vleeskuikenhouderij aan vergunninghouders. Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken op 16 oktober 2012 behandeld. Tijdens de zitting verklaarde het college dat de aanvraag voor de benodigde bouwvergunning nog niet was ingediend en dat deze aanvraag pas na de uitspraak in de bodemzaak zou worden ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat er geen onverwijlde spoed was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzitter heeft daarom de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 oktober 2012.

Uitspraak

201208236/2/A4.
Datum uitspraak: 19 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [appellant sub 1], wonend te De Wolden,
2.    [appellante sub 2] en anderen, wonend te De Wolden,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van De Wolden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2012 heeft het college aan [vergunninghouders] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een vleeskuikenhouderij aan de [locatie] te De Wolden.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] alsmede [appellante sub 2] en anderen beroepen ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [appellant sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld, hebben [appellante sub 2] en anderen de voorzitter eveneens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 oktober 2012, waar het college, vertegenwoordigd door drs. K.F. Thijssen, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Voorts zijn daar als partij gehoord [vergunninghouders].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een revisievergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
3.    De veranderingen waarop de bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet betreffen het uitbreiden en wijzigen van twee stallen. Voor de daarvoor te verrichten bouwactiviteiten is een vergunning nodig.
4.    Ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, treedt een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
5.    Het college heeft ter zitting verklaard dat een aanvraag voor de voor de bouwactiviteiten vereiste vergunning nog niet is ingediend. Volgens het college is met [vergunninghouders] afgesproken dat met de indiening van die aanvraag wordt gewacht. Desgevraagd heeft het college ter zitting verklaard dat die aanvraag niet eerder zal worden ingediend dan nadat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. [vergunninghouders] hebben dit ter zitting bevestigd. Derhalve is het aannemelijk dat het bestreden besluit niet in werking kan treden voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Gelet hierop is er geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
6.    De verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening worden derhalve afgewezen.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Van Hulst
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2012
402.