ECLI:NL:RVS:2012:BY1051

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201108630/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek kinderboerderij door college van burgemeester en wethouders van Bergen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op 29 juni 2010 een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de kinderboerderij aan de [locatie] te [plaats] afgewezen. Na een bezwaarprocedure heeft het college op 28 juni 2011 opnieuw het verzoek afgewezen. Vervolgens heeft [appellant] beroep ingesteld tegen dit besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend en op 8 november 2011 het eerdere besluit ingetrokken, maar het verzoek om handhaving wederom afgewezen. De zaak is ter zitting behandeld op 17 augustus 2012, waar [appellant] werd bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen en het college vertegenwoordigd was door ir. W.E. Bemelmans. Ook Stichting Kinderboerderij "De Loi" was ter zitting aanwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college zich ten onrechte heeft gebaseerd op de geluidmetingen die alleen ter plaatse van de woning van [appellant] zijn uitgevoerd. De geluidgrenswaarden, zoals vastgesteld in de vergunning van 27 maart 2007, gelden op ieder punt buiten de inrichting en niet alleen ter plaatse van de woning van [appellant]. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het besluit van 8 november 2011 onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Afdeling heeft het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 8 november 2011, gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Het college is verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 24 oktober 2012.

Uitspraak

201108630/1/A4.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Bergen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden ten aanzien van de kinderboerderij aan de [locatie] te [plaats] (hierna: de inrichting), afgewezen.
Bij besluit van 28 juni 2011 heeft het college beslist op het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar en het verzoek nogmaals afgewezen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 8 november 2011 heeft het college het besluit van 28 juni 2011 ingetrokken en het verzoek om handhaving wederom afgewezen.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, en het college, vertegenwoordigd door ir. W.E. Bemelmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Stichting Kinderboerderij "De Loi", vertegenwoordigd door T. Verhaegh, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij het besluit van 8 november 2011 heeft het college het besluit van 28 juni 2011 ingetrokken en het verzoek om handhaving wederom afgewezen. Gelet op de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet het beroep mede worden geacht te zijn gericht tegen het besluit van 8 november 2011.
2. Niet gebleken is dat [appellant] nog belang heeft bij een beoordeling van het beroep voor zover dit is gericht tegen het ingetrokken besluit van 28 juni 2011. Gelet hierop is het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 28 juni 2011, niet-ontvankelijk.
3. [appellant] betoogt, onder verwijzing naar door hem overgelegde rapporten van adviesbureau Milieucoördinator van 5 juni 2012 en 5 juli 2012, dat het college zich in het besluit van 8 november 2011 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden niet worden overschreden. In dit verband voert hij onder meer aan dat, anders dan waarvan het college is uitgegaan, deze grenswaarden niet alleen gelden ter plaatse van zijn woning aan de Schaak 2, maar overal buiten de inrichting. Reeds uit het rapport van SRE Milieudienst van 2 november 2011, waarop het college zich bij de beoordeling heeft gebaseerd, blijkt volgens [appellant] dat niet op ieder punt buiten de inrichting wordt voldaan aan de grenswaarden.
3.1. Aan de afwijzing van het verzoek om handhaving in het besluit van 8 november 2011 heeft het college ten grondslag gelegd dat bij een door SRE Milieudienst op 25 september 2011 uitgevoerde geluidmeting, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport van 2 november 2011, ter plaatse van de woning van [appellant] geen overschrijdingen van de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden zijn geconstateerd.
3.2. Voor de inrichting is op 27 maart 2007 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. In voorschrift 7.1.2 van deze vergunning is bepaald dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten binnen de grenzen van de inrichting, gedurende de dagperiode niet meer mag bedragen dan 40 dB(A). In voorschrift 7.1.3 is bepaald dat het maximale geluidniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten binnen de grenzen van de inrichting, gedurende de dagperiode niet meer mag bedragen dan 70 dB(A).
3.3. In de voorschriften van de vergunning van 27 maart 2007 is niet nader bepaald waar de in de voorschriften 7.1.2 en 7.1.3 gestelde geluidgrenswaarden gelden. Deze grenswaarden zijn niet gekoppeld aan woningen, geluidgevoelige objecten of andere beoordelingspunten, zodat zij op ieder punt buiten de inrichting gelden. Het college heeft ten onrechte slechts beoordeeld of ter plaatse van de woning van [appellant] aan de in de voorschriften 7.1.2 en 7.1.3 gestelde grenswaarden wordt voldaan. Gelet hierop is het besluit van 8 november 2011 in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Uit de in het rapport van 2 november 2011 weergegeven meetresultaten kan overigens worden afgeleid dat tijdens de meting op 25 september 2011 niet op ieder punt buiten de inrichting werd voldaan aan de in voorschrift 7.1.2 gestelde grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.
De beroepsgrond slaagt.
4. Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 8 november 2011, is gegrond. Het besluit van 8 november 2011 dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het verzoek om handhaving van [appellant] is afgewezen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 28 juni 2011, niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 8 november 2011, gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen van 8 november 2011, voor zover daarbij het verzoek om handhaving van [appellant] is afgewezen;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.974,00 (zegge: negentienhonderdvierenzeventig euro), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012
462-379.