ECLI:NL:RVS:2012:BY1692

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200705/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergoeding voor rechtsbijstand in echtscheidingsprocedure met toepassing van korting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 december 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de raad voor rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. Het besluit van de raad, genomen op 19 juli 2010, betrof de vaststelling van de vergoeding voor de door [appellant] verleende rechtsbijstand in een echtscheidingsprocedure, waarbij een korting van drie punten werd toegepast. De rechtbank had geoordeeld dat er geen tegenspraak was gevoerd in de procedure, wat leidde tot de korting op de punten.

[Appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen tegenspraak was. Hij verwijst naar een zakelijke toelichting van de rechtbank Roermond en stelt dat er wel degelijk inhoudelijk verweer is gevoerd. De Raad van State overweegt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de wederpartij geen verweerschrift heeft ingediend en geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tijdens de mondelinge behandeling. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen tegenspraak is geweest en dat de korting op de punten dus terecht is toegepast.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.

Uitspraak

201200705/1/A2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 december 2011 in zaak nr. 10/3218 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2010 heeft de raad de vergoeding voor de door [appellant] verleende rechtsbijstand in een echtscheidingsprocedure vastgesteld met toepassing van een korting van drie punten.
Bij besluit van 8 september 2010 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 8 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Besluit), wordt in een procedure betreffende echtscheiding als bedoeld in de bijlage, waarin geen tegenspraak is gevoerd, het aantal toe te kennen punten met drie verlaagd.
Volgens de aantekening bij artikel 8 van het Besluit van het Handboek Vergoedingen 2000 (tweede druk, januari 2006; hierna het Handboek Vergoedingen) doet geen tegenspraak zich voor wanneer er geen inhoudelijk verweer is gevoerd tegen hoofd- of nevenvorderingen. Het indienen van een verweerschrift, inhoudende een gave referte, kan worden aangemerkt als het niet voeren van tegenspraak. De procedure is niet op tegenspraak, indien de tegenspraak zich buiten het kader van een procedure heeft voorgedaan en tijdens de procedure geen tegenspraak is gevoerd, aldus het Handboek Vergoedingen.
2.    [appellant] betoogt dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, uit de door hem overgelegde, door de rechtbank Roermond gegeven, zakelijke toelichting van 24 september 2010 over hetgeen bij de mondelinge behandeling van die rechtbank is besproken (hierna: de zakelijke toelichting) en uit rechtsoverweging 2.5. van de beschikking van die rechtbank van 19 mei 2010 betreffende de echtscheiding (hierna: de eerste beschikking) blijkt dat de procedure op tegenspraak is gevoerd. De raad en de rechtbank geven een geforceerde uitleg aan het begrip 'tegenspraak' en de vergoeding had moeten worden vastgesteld op basis van tien in plaats van op zeven punten, aldus [appellant].
2.1.    In de zakelijke toelichting is vermeld dat tijdens de mondelinge behandeling [appellant] met zijn cliënte (hierna: de vrouw), en de wederpartij (hierna: de man), zonder advocaat, zijn verschenen. Tevens is hierin vermeld dat tijdens deze behandeling het ouderschapsplan (onder meer de kinderbijdrage en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken) uitvoerig met beide partijen is besproken, hetgeen ook blijkt uit de punten 2.4. en 2.5. van de beschikking van 19 mei 2010. Verder is vermeld dat de man na de behandeling in de gelegenheid is gesteld financiële stukken in te dienen, zoals blijkt uit punt 3.7. van de beschikking.
2.2.    In de eerste beschikking is vermeld dat de man binnen de daartoe gestelde termijn geen verweerschrift bij de rechtbank heeft ingediend.
Onder 2.4. van de eerste beschikking is overwogen dat de man en de vrouw wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ter zitting zijn overeengekomen dat de man vanuit zijn hulpverlenende instelling contact laat opnemen met [appellant], waarna in onderling overleg de contacten tussen de man en de minderjarigen zullen worden opgebouwd onder begeleiding van de desbetreffende instelling.
Onder 2.5. is overwogen dat de man heeft gesteld dat hij in de week van de mondelinge behandeling zal beginnen met zijn nieuwe baan in de steigerbouw en dat, nu het inkomen van de man nog niet bekend is, de rechtbank - zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken - het verzoek tot kinderbijdrage zal aanhouden. Verder is hierin overwogen dat de man heeft gesteld dat hij een woning in de particuliere sector gaat betrekken in Venray, en dat hij de hoogte van de huur daarvan inschat op € 650,00 per maand. Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat de man zijn arbeidsovereenkomst, zijn (concept) loonstrook, een overzicht van zijn lasten en de bijbehorende betalingsbewijzen zal doen toekomen aan de rechtbank en aan [appellant], waarna [appellant] in de gelegenheid wordt gesteld daarop te reageren, aldus de eerste beschikking.
In de tussen de man en de vrouw gewezen beschikking van de rechtbank Roermond van 7 juli 2010 is overwogen dat de man binnen de daartoe gestelde termijn geen financiële stukken bij de rechtbank heeft ingediend, en de rechtbank ervan uitgaat dat voldoende draagkracht aan de zijde van de man bestaat om het door de vrouw verzochte bedrag aan kinderbijdrage te kunnen voldoen.
2.3.    Uit deze stukken blijkt dat de man geen verweerschrift heeft ingediend, bij de mondelinge behandeling geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de hoofd- en nevenvorderingen, en evenmin gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid financiële stukken bij de rechtbank in te dienen. Gelet hierop en in aanmerking genomen het door de raad gevoerde beleid bij toepassing van artikel 8 van het Besluit als neergelegd in het Handboek Vergoedingen, heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat tijdens de procedure tegenspraak is gevoerd.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
47-615.