ECLI:NL:RVS:2012:BY1713

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113502/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G.C. Wiebenga
  • W. van Steenbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Actualisatie Kruiningergors 2011 en beroep van belanghebbende

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Actualisatie Kruiningergors 2011" dat op 15 november 2011 door de raad van de gemeente Westvoorne is vastgesteld. Een appellant, wonend in de gemeente Westvoorne, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zijn perceel niet in het bestemmingsplan is opgenomen. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 13 september 2012. De appellant werd bijgestaan door mr. A. Bakker, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats, werkzaam bij de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de ontvankelijkheid van het beroep van de appellant beoordeeld. Volgens de Wet ruimtelijke ordening kan alleen een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit inzake de vaststelling van een bestemmingsplan. De Afdeling concludeert dat de appellant als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zijn belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. De appellant betoogt dat zijn perceel had moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan, zodat woningbouw mogelijk zou zijn.

De Afdeling overweegt dat de raad bij het vaststellen van het bestemmingsplan een grote mate van beleidsvrijheid toekomt, maar deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening kan handelen. De raad heeft aangegeven dat eerdere verzoeken van de appellant om de bestemming van zijn perceel te wijzigen, zijn afgewezen vanwege strijd met gemeentelijk en provinciaal beleid. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het perceel van de appellant buiten het plan te houden. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201113502/1/R4.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Westvoorne,
en
de raad van de gemeente Westvoorne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Actualisatie Kruiningergors 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. Bakker, en de raad, vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor enkele delen van het bestemmingsplan "Kruiningergors" waaraan door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) goedkeuring is onthouden.
Ontvankelijkheid
2.    Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep van [appellant] overweegt de Afdeling als volgt.
2.1.        Ingevolge artikel 8.2 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan uitsluitend een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit inzake vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2.        De Afdeling stelt vast dat het beroep van [appellant] is gericht tegen het niet opnemen van zijn perceel in het voorliggende plan en daarmee is gericht tegen de begrenzing van het plan. Gelet daarop heeft hij in zoverre een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang en dient hij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb te worden aangemerkt.
Formeel
3.    Voor zover [appellant] betoogt dat als gevolg van het ontbreken van structuurvisies als bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wro de raad niet bevoegd was tot vaststelling van een bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat, wat er zij van de stelling dat dergelijke structuurvisies niet zijn vastgesteld, het ontbreken daarvan niet afdoet aan de bevoegdheid van de raad om bestemmingsplannen vast te stellen.
Het betoog faalt.
Inhoudelijk
4.    [appellant] kan zich er niet mee verenigen dat zijn perceel aan de [locatie 1] te Oostvoorne niet is opgenomen in het voorliggende plan. Volgens [appellant] had het plan dienen te voorzien in een wijziging van de bestemming zodat ter plaatse een woning of bedrijfswoning is toegestaan. Het provinciaal beleid staat hier niet aan in de weg, aldus [appellant]. Bovendien betoogt [appellant] dat de raad sinds de inwerkingtreding van de Wro niet gebonden is aan de provinciale verordening, gelet op het komen te vervallen van de goedkeuringsbevoegdheid van het college van gedeputeerde staten.
Door de bestemming niet te wijzigen, heeft de raad volgens hem het plan vastgesteld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De planologische omstandigheden zijn immers gelijk aan de planologische omstandigheden op basis waarvan de bestemming op het perceel aan de Zeehoeveweg 27a wel is gewijzigd, aldus [appellant].
Voorts kan [appellant] zich niet verenigen met het standpunt van de raad dat het gaat om een herhaald verzoek en de raad gelet daarop mede verwijst naar de afwijzing van de andere verzoeken. De reden dat [appellant] een aantal verzoeken heeft ingediend, is gelegen in veranderende regelgeving.
4.1.        De raad stelt dat een aantal verzoeken van [appellant] om de bestemming van zijn perceel te wijzigen, is afgewezen vanwege strijd met gemeentelijk en provinciaal beleid. Nu nog steeds niet wordt voldaan aan dat beleid, is de raad hieraan wederom niet tegemoet gekomen.
4.2.        De Afdeling overweegt in de eerste plaats dat de keuze van de raad om bij het bestemmingsplan "Kruiningergors" niet te voorzien in de door [appellant] gewenste woningbouwmogelijkheid en het besluit van het college om op dit [appellant] goedkeuring aan dat bestemmingsplan te verlenen, reeds aan de orde is gekomen bij de behandeling van het beroep van [appellant] tegen dit besluit. Dit beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 28 april 2010, nr.
200901516/1/R1ongegrond verklaard.
In deze procedure is slechts de vraag aan de orde of de raad in redelijkheid ervoor heeft kunnen kiezen de gronden van [appellant] niet op te nemen in het plan, niet de vraag of de raad had moeten voorzien in de door [appellant] gewenste woningbouwmogelijkheid. Hetgeen [appellant] aanvoert ter ondersteuning van zijn betoog dat de raad aan die wens tegemoet had moeten komen, is in deze procedure op zichzelf dan ook niet van belang.
4.3.        Gelet op de systematiek van de Wro komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
Het plan is opgesteld om te voorzien in een planologische regeling voor de delen van het bestemmingsplan "Kruiningergors" waaraan het college goedkeuring heeft onthouden. Voor zover dit bestemmingsplan betrekking heeft op het perceel [locatie 1] heeft het college daaraan goedkeuring verleend, zodat in zoverre geen aanleiding bestond om dit perceel bij het plan te betrekken. Dit is anders bij de door [appellant] gemaakte vergelijking met het perceel aan de Zeehoeveweg 27a, nu het college bij zijn besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan "Kruiningergors" goedkeuring heeft onthouden aan de aanduiding "bedrijfswoning" die aan het perceel [locatie 1]7a was toegekend. De door [appellant] genoemde situatie komt dan ook niet overeen met de thans aan de orde zijnde situatie.
[appellant] heeft voorts niet betoogd dat zijn gronden in het plan hadden moeten worden opgenomen vanwege onlosmakelijke samenhang van die gronden met het plangebied, zodat ook in zoverre geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid ervoor heeft kunnen kiezen om de gronden van [appellant] buiten het plan te houden. Hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, kan evenmin leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, voor zover daarbij de plangrens is vastgesteld.
5.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het stand[appellant] heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. J.G.C. Wiebenga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Wiebenga    w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
528-718.