ECLI:NL:RVS:2012:BY1732

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112585/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Ruimte voor Ruimte De Moosten' niet vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan over het besluit van de raad van de gemeente Cranendonck om het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte 'De Moosten'" niet vast te stellen. Het besluit was genomen op 11 oktober 2011, waarna de appellant, wonend te Budel, beroep heeft ingesteld. De appellant betoogde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had dat het plan zou worden vastgesteld, onderbouwd door eerdere communicatie met de raad en een anterieure exploitatieovereenkomst. De raad daarentegen stelde dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt en dat het besluit om het plan niet vast te stellen was gebaseerd op ingediende zienswijzen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat de raad niet verplicht is om een ter inzage gelegd ontwerpplan vast te stellen. De Afdeling concludeerde dat de raad niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld en dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte. De Raad van State verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde het besluit van de raad. De raad werd opgedragen om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de appellant.

Daarnaast werd de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 917,32 bedroegen, en het griffierecht van € 152,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.

Uitspraak

201112585/1/R1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Budel, gemeente Cranendonck,
en
de raad van de gemeente Cranendonck,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte 'De Moosten'" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [partij A], [partij B] en anderen, [partij C], en [partij D] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Peeters, advocaat te Helmond, en de raad, vertegenwoordigd door V. Herzberg en ir. I.M.E. Kuijpers, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord [partij A], bijgestaan door mr. M. van Hoorne, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand, [partij C] en [partij D], beiden bijgestaan door mr. Gooskens, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, en [partij B] en anderen, bijgestaan door mr. B. de Jong, werkzaam bij DAS rechtsbijstand.
Overwegingen
1.    [appellant] heeft bij de raad een aanvraag ingediend om een bestemmingsplan vast te stellen dat het mogelijk maakt om, voor zover van belang, een woning te bouwen ter plaatse van het perceel kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nr. […]. Het college van burgemeester en wethouders heeft hiertoe een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
2.    [appellant] betoogt dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de raad het plan vast zou stellen. Hierbij voert hij aan dat de raad dit vertrouwen heeft gewekt door geen toepassing te geven aan artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), door twee brieven en door de behandeling van de ontwerp-gebiedsvisie. Voorts voert [appellant] aan dat hij met de gemeente een anterieure exploitatieovereenkomst heeft gesloten. Dat het plan niet is vastgesteld klemt temeer nu hij op grond van de positieve reactie van de raad op zijn kosten onderzoek heeft laten verrichten en een ontwerpplan heeft laten opstellen, aldus [appellant].
2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat mede op basis van de zienswijzen is besloten het plan niet vast te stellen. Er is geen gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat het plan door de raad zou worden vastgesteld. Niet de raad maar het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om geen toepassing te geven aan artikel 3.9 van de Wro. Voorts zijn de brieven per abuis namens de raad ondertekend. Verder is de ontwerp-gebiedsvisie nog niet vastgesteld, aldus de raad.
2.2.    Artikel 3.8 van de Wro omvat de bestemmingsplanprocedure, waaronder de regeling omtrent de terinzagelegging van het ontwerpplan. Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, is artikel 3.8 niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen. Ingevolge het tweede lid besluit de raad tot een afwijzing als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
2.3.    De Afdeling stelt voorop dat, gelet op de systematiek van de Wro, de raad beleidsvrijheid toekomt bij besluiten omtrent vaststelling van een bestemmingsplan. Voorts volgt uit de aard van de in de Wro vastgelegde procedure niet dat de raad gehouden is om een ter inzage gelegd ontwerpplan uiteindelijk ook vast te stellen. Het is aan de raad om met inachtneming van eventueel ingediende zienswijzen een besluit te nemen over de vaststelling van een bestemmingsplan en het staat de raad daarbij vrij om af te wijken van het ontwerpplan of te besluiten het plan in zijn geheel niet vast te stellen. Hieruit volgt dat in het kader van een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen geen betekenis kan toekomen aan de omstandigheid dat de raad geen toepassing heeft gegeven aan artikel 3.9 van de Wro en gemaakte kosten voor het laten verrichten van onderzoek en het opstellen van een ontwerpplan.
Niet in geschil is dat de door [appellant] bedoelde brieven van 18 februari 2009 en 1 juli 2009 per abuis namens de raad zijn ondertekend. In de brief van 18 februari 2009 staat dat de aanvraag en het perceel aan een aantal voorwaarden moeten voldoen om de Ruimte-voor-Ruimte-regeling te kunnen toepassen. In de brief van 1 juli 2009 staat dat het college van burgemeester en wethouders besloten heeft in te stemmen met het verzoek door middel van het opstarten van een procedure voor een partiële herziening van het bestemmingsplan onder een aantal voorwaarden. Onder meer is vermeld dat de haalbaarheid op het gebied van stedenbouw, milieu en economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid moet worden aangetoond. Naar het oordeel van de Afdeling omvat het vorenstaande geen ondubbelzinnige toezegging dat het plan door de raad zal worden vastgesteld.
Aan de omstandigheid dat de door [appellant] gewenste woning in de ontwerp-gebiedsvisie is vermeld komt geen betekenis toe. Hierbij neemt de Afdeling, daargelaten of de raad aan de gebiedsvisie is gebonden, in aanmerking dat niet is gebleken dat ten tijde van het bestreden besluit een gebiedsvisie met die inhoud door de raad was vastgesteld.
Voorts brengt de door [appellant] aangehaalde anterieure exploitatieovereenkomst niet met zich dat de raad gehouden was tot vaststelling van het plan. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat in de exploitatieovereenkomst de mogelijkheid is opengehouden dat het plan niet zal worden vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het plan ook daadwerkelijk zou worden vastgesteld. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
3.    [appellant] betoogt dat het bestreden besluit op geen enkele wijze is gemotiveerd zodat hij hier niet inhoudelijk op kan reageren.
3.1.    Het bestreden besluit strekt, in afwijking van het door het college van burgemeester en wethouders bij de raad ingediende voorstel, tot het niet vaststellen van het plan. Als motivering heeft de raad in het bestreden besluit en in het verweerschrift volstaan met een verwijzing naar de ingediende zienswijzen. Dit kan niet worden aangemerkt als een motivering die het bestreden besluit draagt, nu de door de raad gemaakte afweging onvoldoende inzichtelijk is. Dit klemt temeer nu de nota van zienswijzen, voor zover van belang, strekt tot ongegrondverklaring van dezelfde zienswijzen. Gelet op het vorenstaande berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering.
4.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd.
4.1.    De raad dient een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van [appellant]. Ter voorlichting van partijen overweegt de Afdeling nog het volgende. Zoals zij eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 september 2011 in zaak nr.
201107073/2/R3) staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.
Dit betekent dat de raad opnieuw kan besluiten het bestemmingsplan niet vast te stellen, tegen welk besluit beroep open staat zonder eerst bezwaar te maken. Voorts kan de raad er voor kiezen het bestemmingsplan alsnog vast te stellen zonder hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.
In dit geval acht de Afdeling het niet nodig om bij de voorbereiding van het nieuwe besluit de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.
Met het oog op het vorenstaande zal de Afdeling een termijn stellen van 16 weken.
5.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Cranendonck van 11 oktober 2011 om het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte 'De Moosten'" niet vast te stellen;
III.    draagt de raad van de gemeente Cranendonck op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Cranendonck tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 917,32 (zegge: negenhonderdzeventien euro en tweeëndertig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.    gelast dat de raad van de gemeente Cranendonck aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Nienhuis
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012
635.