ECLI:NL:RVS:2012:BY2472

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113139/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J. Wieland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en ontvankelijkheid beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 oktober 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk werd verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had op 30 september 2009 het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2008 herzien en vastgesteld op € 164. Vervolgens zijn er meerdere besluiten genomen, waaronder een gedeeltelijke gegrondverklaring van bezwaar op 30 augustus 2010 en een wijziging van het voorschot op 14 september 2010. Uiteindelijk werd het voorschot op 14 maart 2011 op nihil gesteld, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat zijn aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2008 niet definitief is vastgesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de besluiten van 30 augustus en 14 september 2010 zijn ingetrokken en dat [appellant] daarom geen belang had bij zijn beroep tegen deze besluiten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de besluiten zijn ingetrokken en er geen proceskostenveroordeling hoeft te volgen.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de Belastingdienst/Toeslagen niet tegemoet is gekomen aan [appellant]. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 7 november 2012.

Uitspraak

201113139/1/A2.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Breda,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 oktober 2011 in zaak nr. 10/4169 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag 2008 herzien en vastgesteld op € 164.
Bij besluit van 30 augustus 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond.
Bij besluit van 14 september 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag 2008 gewijzigd vastgesteld op € 11.356 en € 345 aan rentevergoeding.
Bij besluit van 14 maart 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het besluit van 30 augustus 2010 ingetrokken en het door [appellant] tegen het besluit van 30 september 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat [appellant] over 2008 geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
Bij uitspraak van 28 oktober 2011 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] tegen de besluiten van 30 augustus en 14 september 2010 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In hoger beroep komt [appellant] uitsluitend op tegen het oordeel van de rechtbank dat het door hem ingestelde beroep, voor zover het is gericht  tegen de besluiten van 30 augustus en 14 september 2010, niet ontvankelijk is.
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat zijn aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2008 bij het besluit van 14 maart 2011 niet definitief is vastgesteld. Voorts heeft zij miskend dat hij om vergoeding van de bij hem in verband met het beroep opgekomen proceskosten heeft verzocht.
2.1.    Bij het besluit van 14 maart 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat [appellant] over het berekeningsjaar 2008 geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft en het voor dat jaar toegekende voorschot daarom herzien. [appellant] betoogt dan ook terecht dat de definitieve aanspraak op kinderopvangtoeslag 2008 daarbij niet definitief is vastgesteld, maar dat leidt niet tot het met dat betoog beoogde doel.
Het besluit van 30 augustus 2010 is bij het besluit van 14 maart 2011 ingetrokken. Dat van 14 september 2010 moet geacht worden daarbij ook te zijn ingetrokken, omdat tussen dit besluit en dat van 30 augustus 2010 onverbrekelijke samenhang bestaat en deze besluiten moeten worden opgevat als de samenstellende bestanddelen van het in heroverweging op het door [appellant] tegen het besluit van 30 september 2009 gemaakte bezwaar genomen besluit. Reeds omdat de besluiten zijn ingetrokken, had [appellant] geen belang bij het door hem daartegen ingestelde beroep.
Dat hij heeft verzocht om een proceskostenveroordeling, levert dat belang evenmin op. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 24 maart 2010 in zaak nr.
200907932/1/H1), geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep, voor zover het is gericht tegen de besluiten van 30 augustus 2010 en 14 september 2010, dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.    Nu de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 bij het besluit van 14 maart 2011 op nihil heeft gesteld, is daarmee niet aan [appellant] tegemoetgekomen. De rechtbank heeft derhalve terecht ook anderszins geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
3.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Wieland
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
502-686.