201200392/1/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de gemeente Waalwijk,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 november 2011 in zaak nr. 11/1977 in het geding tussen:
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minster).
Bij besluit van 29 november 2010 heeft de minister de aan de gemeente verleende subsidie voor het project "Herontwikkeling aan het Bloemenoordplein" ingetrokken en het betaalde voorschot van € 168.000,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 22 februari 2011 heeft de minister het door de gemeente daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2011 heeft de rechtbank het door de gemeente daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de gemeente hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De gemeente heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2012, waar de gemeente, vertegenwoordigd door mr. P.L.J.M. van Dun, advocaat te Tilburg, en P.G.M. van den Bleek, werkzaam bij de gemeente, en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wet stedelijke vernieuwing kan de minister bij wijze van uitzonderlijke en tijdelijke stimulans subsidie verstrekken voor activiteiten op het gebied van stedelijke vernieuwing volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of, indien spoed vereist is, bij ministeriële regeling gegeven regels.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, van de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten 2009 (hierna: de Regeling), die ten tijde van belang gold, wordt onder start bouw verstaan: start van de bouwkundige werkzaamheden in verband met het woningbouwproject, of hervatting van de werkzaamheden.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, kan de minister subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten verbonden aan het stimuleren van de bouw van woningen, die als gevolg van de huidige economische omstandigheden is vertraagd of stopgezet.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel b, is aan de verlening van de subsidie in elk geval de voorwaarde verbonden dat de gemeente, aan welke subsidie is verleend, onder overlegging van de relevante stukken, zo spoedig mogelijk mededeling doet aan de minister van nieuwe omstandigheden die ertoe leiden dat de start bouw niet in 2009 plaatsvindt.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, kan de minister een onderzoek doen instellen teneinde vast te stellen of de start bouw in 2009 heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 13 wordt de subsidie ingetrokken, indien uit een mededeling als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, of uit een onderzoek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, blijkt dat de start bouw niet in 2009 heeft plaatsgevonden.
2. Bij brief van 12 maart 2010 heeft de minister medegedeeld dat hij de woningen in de categorie "Voorbereidende werkzaamheden gestart" ook als gestart beschouwt. De werkzaamheden in deze categorie zijn volgens de minister op een zodanig punt gevorderd dat verwacht mag worden dat de bouwwerkzaamheden binnen korte termijn na de veldcontrole zijn gestart.
3. De minister heeft de subsidie met toepassing van artikel 13 van de Regeling ingetrokken, omdat uit een op 19 januari 2010 door Agentschap NL verrichte veldcontrole is gebleken dat de start van de bouw van 21 woningen, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de Regeling, waarvoor de subsidie is verleend, niet in 2009 heeft plaatsgevonden.
4. Namens de gemeente is ter zitting erkend dat de daadwerkelijke start van de bouwwerkzaamheden, als bedoeld in de Regeling, niet in 2009 heeft plaatsgevonden. Thans is uitsluitend in geschil of het project valt onder de categorie "voorbereidende werkzaamheden gestart" als bedoeld in de brief van de minister van 12 maart 2003. Volgens de gemeente is dat het geval, nu uit een door een medewerker van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht op 21 december 2009 verrichte veldcontrole blijkt dat de voorbereidingswerkzaamheden op dat moment dusdanig waren gevorderd, dat aannemelijk was dat op korte termijn met de bouw zou worden gestart. Na de vorst is eind maart 2010 onmiddellijk met de bouwwerkzaamheden gestart, aldus de gemeente. Verder stelt de gemeente dat voornoemde medewerker specifieke deskundigheid heeft op het gebied van bouwregelgeving. Dat de controleur van Agentschap NL over vergelijkbare deskundigheid beschikt, is volgens de gemeente niet gebleken.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 mei 2012 in zaak nr.
201109184/1/A2), volgt uit artikel 1, aanhef en onder f, van de Regeling dat bij de beoordeling of de bouw is gestart, alleen van belang is of de bouwkundige werkzaamheden aan de op te richten woningen zijn aangevangen. Onder bouwkundige werkzaamheden in voorbedoelde zin wordt, bijvoorbeeld, verstaan het aanbrengen van dam- of diepwanden die een constructieve functie hebben voor de woningen, het storten van het eerste beton of het slaan of boren van de eerste paal.
In zijn brief van 12 maart 2010 heeft de minister een ruimere uitleg aan het begrip "start bouw" gegeven door de projecten die vallen onder de categorie "voorbereidende werkzaamheden gestart", eveneens als in 2009 gestart te beschouwen. Zoals de Afdeling in voornoemde uitspraak heeft overwogen, gaat het hier uitsluitend om projecten waarbij in 2009 de voorbereiding van de bouwkundige werkzaamheden heeft plaatsgehad. Algemene voorbereidende handelingen, zoals het aanleggen van infrastructurele voorzieningen en het bouwrijp maken van de grond, vallen daar niet onder.
4.2. Uit het rapport dat door een controleur van Agentschap NL is opgesteld naar aanleiding van de veldcontrole op 19 januari 2010 en de daarbij gevoegde foto's, blijkt dat de werkzaamheden op dat moment bestonden in het afgraven van de grond, het verleggen van kabels en het plaatsen van hekken. Van de voorbereiding van bouwkundige werkzaamheden in voorbedoelde zin was geen sprake.
Anders dan de gemeente betoogt, bestaat er geen aanleiding aan de juistheid van het rapport te twijfelen. De enkele stelling van de gemeente dat niet is gebleken dat de controleur van het Agentschap NL voldoende deskundig is, is daarvoor onvoldoende. Voorts blijkt ook niet uit de door de medewerker van de afdeling Bouw- en woningtoezicht verrichte veldcontrole, dat de werkzaamheden vallen onder de categorie voorbereidende bouwkundige werkzaamheden gestart. Ook de door hem geconstateerde werkzaamheden, zoals weergegeven in het hogerberoepschrift, zien uitsluitend op het aanleggen van infrastructurele voorzieningen en het bouwrijp maken van de grond en niet op de voorbereiding van bouwkundige werkzaamheden.
Dat de bouwwerkzaamheden eind maart 2010 alsnog zijn aangevangen, doet aan het vorenstaande niet af, omdat doorslaggevend is of in 2009 de voorbereiding van bouwkundige werkzaamheden heeft plaatsgevonden.
5. De gemeente betoogt ten slotte tevergeefs dat de minister het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Op grond van de door haar overgelegde stukken is niet aannemelijk geworden dat de minister projecten, waarvan de werkzaamheden zich ten tijde van de veldcontrole in een met het onderhavige project vergelijkbaar stadium bevonden, wel voor bekostiging in aanmerking heeft gebracht.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012