ECLI:NL:RVS:2012:BY3024

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112208/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag door Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 oktober 2011, waarin het beroep van [appellante] tegen een besluit van de Belastingdienst werd afgewezen. De Belastingdienst had op 22 september 2009 het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 herzien en op nihil gesteld. Dit besluit werd genomen omdat [appellante] geen overeenkomst met het gastouderbureau had overgelegd en onvoldoende bewijs had geleverd van gemaakte kosten voor gastouderopvang. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van [appellante] ongegrond was, waarop zij hoger beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen aanspraak op het voorschot kinderopvangtoeslag bestaat zonder een geldige overeenkomst. De Afdeling benadrukt dat de wetgeving, met name de Wet kinderopvang en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, vereist dat er een schriftelijke overeenkomst is tussen de ouder en het gastouderbureau. Aangezien [appellante] geen dergelijke overeenkomst voor het jaar 2009 heeft overgelegd, is haar beroep ongegrond verklaard.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 14 november 2012.

Uitspraak

201112208/1/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 oktober 2011 in zaken nrs. 10/2709 en 11/1561 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2009 heeft de Belastingdienst het aan [appellante] voor het jaar 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien en op nihil gesteld.
Bij besluit van 27 juli 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 oktober 2011, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe bij brieven van 12 en 23 april 2012 toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat de behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), voor zover thans van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 5, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover thans van belang, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het gastouderopvang betreft die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, voor zover thans van belang, is artikel 52 op de houder van een gastouderbureau van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Awir wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag, waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover thans van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst de duur ervan.
2.    Aan het besluit van 27 juli 2011 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat [appellante] over het jaar 2009 geen overeenkomst met het gastouderbureau heeft overgelegd. Voorts heeft zij onvoldoende aangetoond dat kosten voor gastouderopvang zijn gemaakt, aldus dat besluit.
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat voor het jaar 2009 geen overeenkomst met het gastouderbureau bestaat, heeft miskend dat de door haar overgelegde overeenkomst voor de periode 1 maart 2008 tot en met 31 december 2008 daarna volgens de algemene voorwaarden bij de overeenkomst die geacht worden daarvan deel uit te maken, stilzwijgend is verlengd. Uit de overgelegde facturen volgt bovendien dat de kinderopvang in 2009 is gecontinueerd op dezelfde basis als in 2008.
Ook heeft de rechtbank miskend dat zij redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien dat het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst haar zou worden tegengeworpen, zodat de terugvordering van het voorschot kinderopvangtoeslag disproportioneel is, aldus [appellante].
3.1.     Dat betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 19 oktober 2011 in zaak nr.
201103542/1/H2), bestaat geen aanspraak op voorschot kinderopvangtoeslag, indien geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, de basis voor de kinderopvang vormt. Dit betekent, gelet op artikel 18, eerste lid, van de Awir, dat degene die aanspraak op een voorschot kinderopvangtoeslag maakt, een akte van de desbetreffende opvangovereenkomst met de houder moet overleggen. Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling moet de overeenkomst onder meer de duur ervan regelen om de basis voor toekenning van toeslag te kunnen vormen.
Niet in geschil is dat [appellante] geen akte van een overeenkomst voor het jaar 2009 heeft overgelegd. Dat de door haar in 2008 gesloten overeenkomst, naar gesteld, volgens de algemene voorwaarden van het gastouderbureau stilzwijgend is verlengd, heeft de rechtbank terecht onvoldoende grond gegeven voor het oordeel dat zij toch aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft. Evenmin kon die aanspraak worden afgeleid uit de door haar overgelegde facturen.
Voorts heeft de rechtbank evenzeer terecht in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat [appellante] niet hoefde te voorzien dat het ontbreken van een akte van een overeenkomst haar zou worden tegengeworpen. Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 juli 2009 in zaak nr.
200808882/1/H2), vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, gelezen in verbinding met het vierde lid, van de Awir, voort dat aan de verlening van een voorschot geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012
176-721.