201204309/1/R2.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. A.M. van Bommel-van de Vendel en mr. J. de Goeij, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
1. Met het plan is beoogd te voorzien in een actualisering van alle voorheen geldende bestemmingsplannen binnen de kernen Kootwijkerbroek, Stroe en Kootwijk. Het plan is hoofdzakelijk conserverend van aard.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan, voor zover de strook grond gelegen tussen Veluweweg 104 en Veluweweg 116 hier geen deel van uitmaakt en daaraan geen woonbestemming is toegekend. [appellant] betoogt dat woningbouw aan de oostzijde van de Veluweweg niet is uitgesloten in de 'Structuurvisie Barneveld 2009', die door de raad is vastgesteld op 20 januari 2009. Voorts betoogt [appellant] dat een nieuw bestemmingsplan niet aan nieuwe ontwikkelingen in de weg behoeft te staan en dat het plan is vastgesteld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu op een andere locatie wel een nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt.
2.1. De raad ziet geen aanleiding de strook grond in het plan op te nemen en stelt zich op het standpunt dat de strook grond om planologische en methodische redenen buiten het plan is gehouden. De actualisatie waarin met het plan is beoogd te voorzien, is naar de raad stelt beperkt tot de kernen Kootwijkerbroek, Stroe en Kootwijk. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat de strook grond meer ruimtelijke samenhang heeft met het buitengebied, waarvoor het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" in voorbereiding is, dan met de kern Kootwijkerbroek.
2.2. Het beroep van [appellant] wordt geacht te zijn gericht tegen de vaststelling van de plangrens. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de grens van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een plangrens kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat tussen de strook grond en de gronden in het plangebied een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat de strook grond in het plan had moeten worden opgenomen. In aanmerking genomen dat de strook grond is gelegen in een agrarisch gebied, voor agrarische doeleinden wordt gebruikt en dat daarop geen bebouwing aanwezig is, terwijl de gronden binnen het plangebied behoren tot het reeds bebouwde gebied van de kernen Kootwijkerbroek, Stroe en Kootwijk, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde plangrens strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.
2.3. Voor zover [appellant] betoogt dat aan de strook grond een woonbestemming dient te worden toegekend, wordt overwogen dat in deze procedure slechts beoordeeld kan worden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plangrens strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en niet in strijd is met het recht. De vraag of het verzoek van [appellant] tot wijziging van de buiten het plangebied gelegen bestemming kan worden gehonoreerd, kan in deze procedure derhalve niet aan de orde komen.
3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012