ECLI:NL:RVS:2012:BY3035

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206940/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan Buitengebied Mill en Sint Hubert

Op 8 november 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant had beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert, dat op 7 juni 2012 het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert" had vastgesteld. Het college verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het bestemmingsplan in strijd zou zijn met de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011. Het college stelde dat het plan de mogelijkheid bood om bedrijfswoningen te vergroten naar 850 m³ zonder de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap toe te passen. Daarnaast waren er onterecht bestemmingen toegekend aan bepaalde percelen.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2012, waar beide partijen vertegenwoordigd waren, erkende de raad dat er fouten waren gemaakt in de planregels. De voorzitter besloot om de voorlopige voorziening te treffen en schorste de relevante artikelen van het bestemmingsplan, waarbij de inhoud van bedrijfswoningen voorlopig werd vastgesteld op maximaal 750 m³. De voorzitter oordeelde dat het noodzakelijk was om onomkeerbare gevolgen te voorkomen en dat de raad de fouten in de planregels moest corrigeren. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 november 2012, waarbij het griffierecht van € 310,00 aan het college werd toegewezen.

Uitspraak

201206940/2/R3.
Datum uitspraak: 8 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer het college beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 oktober 2012, waar het college, vertegenwoordigd door E.A.L.J.C. van Lieshout, werkzaam bij de provincie, en de raad, vertegenwoordigd door mr. D.M.E.F.L. van Hoof-Pijnenburg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het college betoogt dat het plan in strijd is met de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (hierna: de verordening). Het college voert aan dat het plan het vergroten van bedrijfswoningen naar 850 m³ mogelijk maakt, zonder dat toepassing is gegeven aan de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap als bedoeld in artikel 2.2 van de verordening. Daarnaast is in het plan ten onrechte een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van woningen met een inhoud tot maximaal 850 m³, zonder dat op een juiste manier invulling is gegeven aan artikel 2.2 van de verordening. Verder voert het college aan dat aan het perceel Rodenweg 1-3 te Mill ten onrechte de bestemming "Wonen" is toegekend ten behoeve van een derde woning. Volgens het college is dat in strijd met artikel 11.1 van de verordening. Ten slotte voert het college aan dat aan het perceel Zuid Carolinaweg 26-32 te Langenboom met de bestemming "Agrarisch" ten onrechte een groter bouwvlak is toegekend, zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 2.1 en 2.2 van de verordening. Met het verzoek beoogt het college onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
2.1.    In de planregels is voor een groot aantal bestemmingen bepaald dat de inhoud van de toegestane bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 850 m³.
Ingevolge artikel 26, lid 26.2, onder 26.2.2, aanhef en onder c, van de planregels geldt voor het bouwen van woningen op plandelen met de bestemming "Wonen" dat de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 600 m³.
Ingevolge artikel 26, lid 26.3, onder 26.3.1, aanhef en onder c, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2, onder c, voor het bouwen van woningen met een inhoud tot maximaal 850 m³, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.
Ingevolge artikel 26, lid 26.3, onder 26.3.1, onder h, gaat de afwijking gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied.
2.2.    Ter zitting heeft de raad erkend dat in de planregels met betrekking tot de inhoudsmaat van bedrijfswoningen abusievelijk niet de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap als bedoeld in artikel 2.2 van de verordening is opgenomen. Voorts heeft de raad erkend dat hij bij de afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen van woningen met een inhoud tot maximaal 850 m³ heeft beoogd om te voldoen aan artikel 2.2 van de verordening, maar dat dit niet op een juiste wijze is verwoord in de planregels. Ten aanzien van het perceel Rodenweg 1-3 heeft de raad erkend dat daaraan een agrarische bestemming had moeten worden toegekend in plaats van een woonbestemming, maar dat dit abusievelijk niet is gebeurd. Wat betreft het perceel Zuid Carolinaweg 26-32 heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat hij voornemens was om de zienswijze van het college op dit punt gegrond te verklaren, maar dat dit abusievelijk niet is verwerkt in de verbeelding.
2.3.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen aanleiding de voorlopige voorziening te treffen dat de hierna te melden planregels met betrekking tot de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, artikel 26, lid 26.3, onder 26.3.1, aanhef en onder c, van de planregels, het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel Rodenweg 1-3 te Mill en de vergroting van het bouwvlak met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel Zuid Carolinaweg 26-32 te Langenboom worden geschorst.
Teneinde te voorkomen dat geen maximum geldt voor de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, ziet de voorzitter tevens aanleiding hiervoor een voorlopige voorziening te treffen. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat het voorgaande plan bedrijfswoningen met een maximum inhoud van 750 m3 toestond, zal bij wijze van voorlopige voorziening deze maat als maximum worden vastgelegd.
3.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert van 7 juni 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert", voor zover het betreft de vaststelling van:
a. artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.3, sub c, van de planregels;
b. artikel 4, lid 4.2, onder 4.2.3, sub c, van de planregels;
c. artikel 5, lid 5.2, onder 5.2.3, sub c, van de planregels;
d. artikel 6, lid 6.2, onder 6.2.3, sub c, van de planregels;
e. artikel 7, lid 7.2, onder 7.2.3, sub c, van de planregels;
f. artikel 12, lid 12.2, onder 12.2.3, sub c, van de planregels;
g. artikel 13, lid 13.2, onder 13.2.3, sub c, van de planregels;
h. artikel 14, lid 14.2, onder 14.2.3, sub c, van de planregels;
i. artikel 16, lid 16.2, onder 16.2.3, sub c, van de planregels;
j. artikel 17, lid 17.2, onder 17.2.3, sub c, van de planregels;
k. artikel 19, lid 19.2, onder 19.2.3, sub c, van de planregels;
l. artikel 21, lid 21.2, onder 21.2.3, sub c, van de planregels;
m. artikel 26, lid 26.3, onder 26.3.1, sub c, van de planregels;
n. het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel Rodenweg 1-3 te Mill, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart I;
o. de vergroting van het bouwvlak met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel Zuid Carolinaweg 26-32 te Langenboom, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart II;
II.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de hiervoor onder I., onder a. tot en met l. genoemde planregels als volgt komen te luiden: de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³;
III.    gelast dat de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert aan het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter                     ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2012
350-662.
<HR><img src="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/plankaarten/2012p06940-2a.jpg" width="750"><HR><img src="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/plankaarten/2012p06940-2b.jpg" width="750">