ECLI:NL:RVS:2012:BY3092

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203728/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor woningen aan de Kruisweg en de Oosterweg te Den Andel

Op 21 februari 2012 heeft de raad van de gemeente Winsum het bestemmingsplan "Woningen aan de Kruisweg en de Oosterweg te Den Andel" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in Den Andel, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 6 november 2012. De appellanten betogen dat het gemeentebestuur vooringenomen heeft gehandeld bij de totstandkoming van het plan, omdat de initiatiefnemer, die ook voor de gemeente heeft gewerkt, betrokken was bij de procedure. Daarnaast stellen zij dat het plan in strijd is met de Dorpsvisie Den Andel 2010-2030, omdat de aangewezen locaties voor woningbouw niet overeenkomen met de locaties in het bestemmingsplan.

De raad verdedigt zijn besluit door te stellen dat het plangebied een niet bebouwde kavel in het dorp betreft en dat de locaties in de dorpsvisie zijn goedgekeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat er geen sprake is van vooringenomenheid en dat de raad een zelfstandige belangenafweging heeft gemaakt. De Afdeling concludeert dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de dorpsvisie en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan een goede ruimtelijke ordening bevordert.

De beroepen van beide appellanten worden ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat de raad de financiële uitvoerbaarheid van het plan voldoende heeft onderbouwd en dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De uitspraak wordt gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 14 november 2012.

Uitspraak

201203728/1/R4.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Den Andel, gemeente Winsum,
2.    [appellant sub 2 A] en [appellante sub 2 B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Den Andel, gemeente Winsum,
en
de raad van de gemeente Winsum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningen aan de Kruisweg en de Oosterweg te Den Andel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2012, waar [appellant sub 1], bijgestaan door A. Jalving, F. [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde]) en de raad, vertegenwoordigd door M. Bakema, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van een woning aan de Kruisweg en een woning aan de Oosterweg te Den Andel.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.    [appellant sub 1] betoogt dat het gemeentebestuur bij de totstandkoming van het plan vooringenomen heeft gehandeld. Hij stelt dat de uitkomst van de voorliggende bestemmingsplanprocedure van tevoren vaststond, nu [gemachtigde], die ook werkzaam is of is geweest voor de gemeente, het initiatief tot het plan heeft genomen en de wethouder dit initiatief heeft omarmd.
Voorts betoogt [appellant sub 1] dat het plan ten onrechte geen onderdeel is van het meer omvangrijke plan voor het buitengebied van Den Andel dat thans in voorbereiding is.
Hij stelt dat het plan is vastgesteld in strijd met de Dorpsvisie Den Andel 2010-2030 (hierna: de dorpsvisie), doordat daarin enkel de locaties 'Berehoes' en het voormalig sportterrein zijn aangewezen als locaties voor woningbouw en niet de locatie waar het bestemmingsplan op ziet. De locaties 'Berehoes' en het voormalig sportterrein hadden zijns inziens als alternatieve locaties voor de voorziene woningen onderzocht moeten worden.
[appellant sub 1] stelt voorts dat de raad ten onrechte aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd dat het plangebied een locaties ter afronding van de lintbebouwing betreft, aangezien ter plaatse geen sprake is van lintbebouwing. In dit verband stelt hij dat ook een wethouder heeft verklaard dat ter plaatse geen sprake is van lintbebouwing. Voorts heeft de raad geen inzicht geboden in de door hem gemaakte belangenafweging, aldus [appellant sub 1]. In dit verband betoogt hij dat zijn vrij uitzicht wordt verstoord door de bouw van de woningen en schuren. Daarnaast doet de bouw van de woningen en schuren afbreuk aan het groene karakter van de omgeving en de landschappelijke kwaliteit, aldus [appellant sub 1].
Ten slotte betoogt [appellant sub 1] dat de financiële uitvoerbaarheid onvoldoende is onderbouwd. In dit verband betoogt [appellant sub 1] dat de tussen [gemachtigde], eigenaar van de gronden, en de gemeente gesloten planschadeovereenkomst dateert van voordat [gemachtigde] de eigendom over het gehele plangebied verkreeg en onzeker is of in deze overeenkomst rekening is gehouden met een overdracht van de eigendom van de gronden.
2.1.    De raad stelt dat een besluitvormingstraject dat ook ten aanzien van vergelijkbare gevallen wordt doorlopen, is toegepast, zodat van vooringenomenheid geen sprake is geweest.
De raad stelt voorts dat de in het plangebied liggende gronden worden beschouwd als een niet bebouwde kavel in een dorp. Het perceel wordt dan ook niet gerekend tot het buitengebied, zodat het niet in het plan voor het buitengebied zal worden betrokken, aldus de raad.
De raad stelt verder dat het plangebied een van de locaties betreft die hij op 20 mei 2003 heeft aangewezen als woningbouwlocatie. Deze locaties zijn overgenomen in de dorpsvisie. Het plangebied betreft zijns inziens een locatie aan het uiteinde van de huidige lintbebouwing en door op deze locatie te bouwen wordt de lintbebouwing versterkt en goed zichtbaar afgerond. De raad stelt in dit verband dat bij het vaststellen van het bestreden plan een afweging is gemaakt tussen de noodzaak om een beperkte groei van de kern Den Andel mogelijk te maken en het behoud van de karakteristiek van het dorp Den Andel.
Bovendien stelt de raad dat de bouw- en aanlegkosten voor rekening van [gemachtigde] komen en dat aan de uitvoering van het plan in beginsel dan ook geen kosten voor de gemeente verbonden zijn. Daarnaast is een overeenkomst gesloten tussen [gemachtigde] en de gemeente op grond waarvan eventuele planschade voor rekening van [gemachtigde] komt, aldus de raad.
2.2.    Ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid.
In het gegeven dat [gemachtigde] het initiatief heeft genomen tot het bestemmingsplan gevoegd bij de omstandigheid dat [gemachtigde] werkzaam is of is geweest voor de gemeente, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad vooringenomen was bij de voorbereiding en vaststelling van het plan. De Afdeling acht daarin evenmin grond gelegen voor het oordeel dat de raad niet een zelfstandige beoordeling heeft gemaakt van de belangen die met het plan zijn gemoeid.
2.3.    De raad heeft toegelicht dat het bestreden plan is bedoeld ter afronding van de kern van Den Andel. Het plangebied behoort daarmee niet langer tot het buitengebied van Den Andel en wordt om deze reden niet betrokken in het thans in voorbereiding zijnde plan voor het buitengebied, aldus de raad. Gelet hierop ziet de Afdeling niet dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het vaststellen van een afzonderlijk plan voor de desbetreffende gronden strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.4.    In de dorpsvisie zijn de locatie 'Berehoes' en de locatie 'voormalig voetbalveld' benoemd als onderzoekslocatie voor de ontwikkeling van seniorenwoningen in combinatie met een multifunctioneel centrum. Voor de bouw van woningen wordt in de dorpsvisie voor het overige aangesloten bij de kaart waarmee de raad op 20 mei 2003 heeft ingestemd en waarop een aantal woningbouwlocaties is ingetekend. Ter zitting heeft de Afdeling vastgesteld dat op deze kaart de in het plangebied gelegen gronden zijn aangewezen als locatie die beschikbaar is voor woningbouw, in het bijzonder als locatie ter afronding van de lintbebouwing. Het betoog van [appellant sub 1] dat het plan in strijd met de dorpsvisie is vastgesteld, faalt.
2.5.    Uit de dorpsvisie en de plantoelichting volgt dat bij woningbouw op de in het plangebied liggende gronden de structuur van het dorp en de beeldkwaliteit wordt versterkt, het dorpskarakter met lintbebouwing intact wordt gehouden en de relatie tussen de bebouwing en het open landschap wordt gehandhaafd. Uit de dorpsvisie en de plantoelichting volgt voorts dat het plangebied een locatie betreft aan het uiteinde van de huidige lintbebouwing waardoor de lintbebouwing wordt versterkt en afgerond.
Aan de westzijde van de Oosterweg staat vrijwel aaneengesloten bebouwing in een lineaire structuur, waarbij de achterliggende gronden onbebouwd zijn. Het plangebied ligt aan het uiteinde van deze bebouwing. Ter hoogte van het plangebied zijn aan de oostzijde van de Oosterweg de achterliggende gronden eveneens onbebouwd. In hetgeen [appellant sub 1] over de situatie ter plaatste heeft gesteld, acht de Afdeling onvoldoende grond gelegen voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plangebied een locatie betreft aan het einde van de huidige lintbebouwing waardoor de lintbebouwing wordt versterkt en afgerond. Het beroep van [appellant sub 1] op een verklaring van een wethouder dat ter plaatse geen sprake is van lintbebouwing maakt dit niet anders. Voor zover dit beroep moet worden begrepen als een beroep op het vertrouwensbeginsel in die zin dat de raad, gelet op die verklaring, door het plan vast te stellen, heeft gehandeld in strijd met het door de desbetreffende wethouder gewekte vertrouwen, overweegt de Afdeling dat hij al eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 november 2008 in zaak nr.
200801122/1, dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Nog daargelaten of bedoelde verklaring een toezegging inhoudt, stelt de Afdeling vast dat deze niet een aan de raad toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezegging is. Het beroep van [appellant sub 1] op dit punt faalt.
2.6.    [appellant sub 1] heeftniet aannemelijk gemaakt dat de raad niet in redelijkheid een groter gewicht had kunnen toekennen aan de noodzaak om een beperkte groei van de kern Den Andel mogelijk te maken dan aan het behoud van het bestaande groen op de in het plangebied betrokken gronden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, gezien de bebouwingsmogelijkheden die het plan biedt, met de bouw van de woningen er weliswaar een vermindering van het uitzicht vanuit de woning van [appellant sub 1] kan optreden, maar dat de raad, nu de afstand tussen de bebouwing op beide percelen ruim 35 m bedraagt, de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 3,5 m onderscheidenlijk 9 m bedraagt en het uitzicht in de huidige situatie reeds wordt beperkt door een bomenhaag, zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, hoewel het uitzicht van [appellant sub 1] verandert, de door de woningbouw veroorzaakte aantasting van het uitzicht beperkt en dan ook niet onaanvaardbaar is.
2.7.    Ingevolge artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd. In het kader van een beroep tegen een besluit waarbij een plan is vastgesteld, kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode.
Uit hoofdstuk 6 van de plantoelichting volgt dat de raad de financieel-economische uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. Uit dit hoofdstuk volgt dat de bouw- en aanlegkosten voor rekening van de eigenaar van de gronden komen. Voorts is een overeenkomst tussen [gemachtigde] en de gemeente gesloten op grond waarvan eventuele planschade voor rekening van [gemachtigde] komt. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bouw- en aanlegkosten en de eventuele planschade niet door [gemachtigde] en de gemeente gedragen kunnen worden. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat op voorhand niet hoeft te worden getwijfeld aan de financiële uitvoerbaarheid.
2.8.    Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 1] dat de raad de locatie 'Berehoes' of de locatie 'voormalig voetbalveld' als alternatieven voor woningbouw had moeten onderzoeken, overweegt de Afdeling dat uit de dorpsvisie volgt dat deze locaties zijn aangewezen als onderzoekslocatie voor de ontwikkeling van seniorenwoningen in combinatie met een multifunctioneel centrum. Het bestreden plan betreft de bouw van twee woningen op een locatie die in dezelfde dorpsvisie is aangewezen als woningbouwlocatie. Het aangevoerde geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de door [appellant sub 1] bedoelde alternatieven onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
2.9.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3.    Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
4.    [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift beperkt tot het herhalen van de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist is.
5.    Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012
375-745.