201202357/1/A4.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rotterdam,
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Bij besluit van 4 november 2011 heeft het college zijn beslissing om op 17 oktober 2011 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het door [appellant] in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (in totaal € 115,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 27 januari 2012 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2012, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door A. Dinç, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening kan het college aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, is het de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel, de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, wordt, indien degene die feitelijk handelt of heeft gehandeld in strijd met deze verordening ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen onbekend is of onbekend is gebleven, de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid geacht te hebben gehandeld in strijd met de betreffende bepalingen in deze verordening.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel geldt het bepaalde in het eerste lid niet indien deze persoon aantoont dat:
a. door hem voldoende zorg voor het milieu in acht is genomen; of
b. hij niet als overtreder kan worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 6, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit dienen de afvalstoffen zoveel mogelijk te worden samengedrukt, voordat ze in de inzamelvoorziening worden geworpen. De afvalstoffen mogen in geen geval de vulopening of de klep blokkeren, zodat iedere volgende aanbieder op normale wijze gebruik kan maken van de voorziening.
2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een grijze zak, die op 17 oktober 2011 is aangetroffen in de vulopening van een ondergrondse container.
Omdat in de grijze zak door de dienst Stadstoezicht een deel van een acceptgiro is aangetroffen met naam- en adresgegevens die herleidbaar zijn tot [appellant], is deze zak volgens het college afkomstig van hem en heeft hij deze in strijd met de genoemde artikelen van de Afvalstoffenverordening en het Uitvoeringsbesluit aangeboden.
3. [appellant] betwist dat hij de overtreder is. [appellant] voert hiertoe aan dat hij zijn huisvuil verzamelt en aanbiedt in een ander type zakken dan de aangetroffen grijze zak, namelijk in witte of blauwe kleine zakken. Verder stelt [appellant] dat nummer 112 aan de Abcoudestraat, ter hoogte waarvan de grijze zak zou zijn aangetroffen, niet bestaat.
Daarnaast voert hij aan dat hij geen gebruik maakt van de bovengrondse containers aan het eind van Abcoudestraat en het begin van de Oleanderstraat. Indien hij deze wel had gebruikt en de grijze zak had de vulopening van een container aldaar geblokkeerd, dan zou de toepassing van bestuursdwang niet redelijk zijn, omdat volgens [appellant] voldoende andere vulopeningen resteren waarin huisvuil gedeponeerd kan worden.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 juni 2005 in zaak nr.
200501068/1), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aantoont dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden.
Vaststaat dat een grijze zak is aangetroffen en dat hierin een deel van een acceptgiro is gevonden met naam- en adresgegevens die herleidbaar zijn tot [appellant]. De door [appellant] gestelde omstandigheid dat hij een ander type zakken gebruikt, doet er niet aan af dat deze acceptgiro is gevonden in een op onjuiste wijze aangeboden zak.
Volgens het rapport van de dienst Stadstoezicht van de gemeente Rotterdam, zaaknummer 307369, dat ten grondslag ligt aan het besluit, is de grijze zak aangetroffen ter hoogte van nummer 112 van de Abcoudestraat. Vaststaat echter dat nummer 112 van de Abcoudestraat niet bestaat. Ter zitting is gebleken dat in de Abcoudestraat slechts op één locatie, nabij de woning van [appellant] aan de [locatie], ondergrondse containers aanwezig zijn. Duidelijk is derhalve op welke plaats de grijze zak is aangetroffen.
De stellingen van [appellant] betreffende het gebruik van de bovengrondse containers, die naar ter zitting is gebleken aan de Oleanderstraat liggen, zien niet op de aan het besluit ten grondslag gelegde overtreding en kunnen reeds daarom niet leiden tot het oordeel dat [appellant] niet de overtreder is.
Gelet op het vorenstaande heeft het college [appellant] terecht aangemerkt als overtreder en ter zake van de grijze zak bestuursdwang jegens hem mogen aanzeggen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012