ECLI:NL:RVS:2012:BY3706

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113393/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Nijkerkerveen Deelplan 1a en de gevolgen voor bedrijfsvoering

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Nijkerkerveen Deelplan 1a" door de raad van de gemeente Nijkerk op 29 september 2011. [Appellant], wonend in de gemeente Nijkerk, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de vaststelling van de bestemmingen "bedrijfswoning" en "Wonen". Hij betoogt dat de in het plan opgenomen bedrijfswoningen, gezien de afstand tot de nabijgelegen bedrijfslocaties, een negatieve invloed hebben op zijn bedrijfsvoering. [Appellant] wijst op de bestaande bedrijvigheid en de mogelijke hinder die dit met zich meebrengt voor de nieuw te bouwen woningen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 31 juli 2012 behandeld. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting is het onderzoek heropend om de raad om een nadere toelichting te vragen. De raad heeft in een brief van 11 september 2012 gereageerd, maar de Afdeling oordeelt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de richtlijnen van de VNG-brochure inzake milieucategorieën en richtafstanden. De Afdeling concludeert dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat onvoldoende zijn onderkend.

Uiteindelijk oordeelt de Afdeling dat het bestreden besluit, voor zover het betrekking heeft op de bestemmingen "bedrijfswoning" en "Wonen", in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van [appellant] wordt gegrond verklaard, en het besluit van de raad van de gemeente Nijkerk wordt vernietigd. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

201113393/1/R2.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], (hierna in enkelvoud: [appellant]), respectievelijk wonend te [woonplaatsen], gemeente Nijkerk,
en
de raad van de gemeente Nijkerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2011, kenmerk 2011-067, heeft de raad het bestemmingsplan "Nijkerkerveen Deelplan 1a" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 juli 2012, waar [een van de appellanten], bijgestaan door mr. Th.L. van Deursen, en de raad, vertegenwoordigd door ir. H.J. Knoop en H. van Loo, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de raad om een nadere toelichting gevraagd. Bij brief van 11 september 2012 heeft de raad aan dit verzoek voldaan. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] daarop een reactie ingediend.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1.  Het plan voorziet in de nieuwbouw van woningen en een aantal bedrijfsgebouwen in Nijkerkerveen. Het plangebied ligt aan de noordrand van de kern Nijkerkerveen.
2.  [appellant] kan zich niet verenigen met de vaststelling van het planonderdeel met de aanduiding "bedrijfswoning" en de plandelen met de bestemming "Wonen". Hiertoe voert hij aan dat de in het plan mogelijk gemaakte bedrijfswoningen, gezien de afstand tot de bedrijfslocaties aan de [locatie a] en [locatie b], leiden tot een beperking van zijn bedrijfsvoering. Tevens kan volgens [appellant] door de aanwezige en toegestane bedrijvigheid aan de Talmastraat geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd ter plaatse van de bedrijfswoningen en overige voorziene woningen in het plangebied. In dit verband betoogt hij allereerst dat de raad ten onrechte niet heeft onderkend dat op grond van het geldende bestemmingsplan voor de bedrijfslocaties bedrijven zijn toegestaan met een hogere milieucategorie dan 3.1 als bedoeld in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (hierna: de VNG-brochure). Daarnaast voert hij aan dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 8 juni 1995 waarbij ten behoeve van een vulcaniseerbedrijf in milieucategorie 4.1 van de VNG-brochure op het perceel [locatie a] vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan. Dat dit bedrijf thans zijn bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt maakt volgens [appellant] geen verschil nu niet vaststaat dat deze niet zullen worden hervat.
[appellant] betoogt verder, onder verwijzing naar artikel 7, eerste lid, onder 1, van de planregels alsmede de uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2004, nr.
200302895/1, dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat het gebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied in plaats van als een rustige woonwijk.
[appellant] stelt ten slotte dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden maar van de bestaande feitelijke situatie.
2.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat op de percelen [locatie a] en [locatie b] bedrijven zijn toegestaan tot milieucategorie 3.1 als bedoeld in de VNG-brochure. Daarbij stelt de raad dat de bedrijfswoningen in een gebied liggen dat op grond van de VNG-brochure moet worden aangemerkt als gemengd gebied. Hiervoor geldt volgens de raad derhalve een richtafstand van 30 meter, waaraan ook wordt voldaan. Wat betreft de verleende vrijstelling stelt de raad dat de milieubelasting van het vulcaniseerbedrijf, dat volgens het toenmalige bestemmingsplan een categorie 5 bedrijf was, vergelijkbaar is met de toen toelaatbare milieubelasting van bedrijven in categorie 1 tot en met 3 van het toenmalige bestemmingsplan. Nu in de vrijstelling is aangegeven waaraan het bedrijf moest voldoen, behoefde volgens de raad bij de planvaststelling niet te worden uitgegaan van een zwaardere milieucategorie dan 3.1 volgens de VNG-brochure. De raad stelt tot slot dat alle bedrijven in de nabijheid van het plangebied in het akoestisch onderzoek zijn meegenomen en dat in de planvorming rekening is gehouden met de maximale planologische mogelijkheden.
2.2.  De Afdeling stelt vast dat voor de percelen [locatie a] en [locatie b] het bestemmingsplan "Nijkerkerveen III" geldt. Aan deze percelen zijn de bestemming "Bedrijven, klasse B (B-B)" en de aanduiding "zie artikel 5, lid 3" toegekend. Hiervoor geldt ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planregels van dat bestemmingsplan dat de percelen zijn bestemd voor bedrijven, voor zover genoemd onder categorieën 1 en 2 van de bijlage bij het bestemmingsplan. In afwijking van dit eerste lid geldt volgens het derde lid dat op gronden met de aanduiding "zie artikel 5, lid 3" bedrijven zijn toegestaan genoemd onder de categorieën 1, 2 en 3 van de bijlage. De Afdeling stelt voorts vast dat verschillende bedrijven onder categorie 3 van die bijlage volgens de VNG-brochure, die de raad in zijn beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen, in een hogere milieucategorie vallen dan 3.1.
2.3.  Desgevraagd heeft de raad in zijn brief van 11 september 2012 een nadere toelichting op zijn standpunt gegeven. De raad heeft uiteengezet dat onverlet de maximale planologische mogelijkheden op grond van het bestemmingsplan "Nijkerkerveen III" op de percelen van [appellant] in de praktijk maximaal een bedrijf kan worden gevestigd in milieucategorie 3.2 van de VNG-brochure. Hiertoe heeft de raad een notitie ingebracht van LBP|Sight van 11 september 2012, waarin is vermeld dat gezien de bestaande woningen op alsmede de inrichting van het bedrijventerrein zich maximaal een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan vestigen op het bedrijventerrein.
Nu in de notitie de conclusie wordt getrokken dat maximaal een bedrijf in milieucategorie 3.2 zich kan vestigen op de percelen van [appellant], terwijl de raad ten tijde van de vaststelling van het bestreden besluit uitging van een bedrijf in maximaal milieucategorie 3.1, stelt de raad zich in zoverre op een ander standpunt. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, bestaat aanleiding voor het oordeel dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Daarbij komt dat de raad niet heeft onderkend dat ook in het geval dat op de percelen van [appellant] zich maximaal een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan vestigen, anders dan de raad veronderstelt, in het plan niet wordt voldaan aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstanden. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de dichtst bij de percelen van [appellant] voorziene bedrijfswoningen op een afstand van 30 meter zijn gesitueerd. De VNG-brochure beveelt evenwel een richtafstand aan van 100 meter en 50 meter in gemengd gebied. Hoewel de raad gelet op de verschillende functies in het gebied waarin het plangebied ligt zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure, kan dit derhalve niet tot de conclusie leiden dat het plan is vastgesteld in overeenstemming met de richtlijnen van de VNG-brochure. De gevolgen van de afwijking van de richtlijnen van de VNG-brochure voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen, alsmede voor de bedrijfsmogelijkheden op de percelen van [appellant], acht de Afdeling door de raad onvoldoende onderkend. Voor de verwachte beperking van de bedrijfsvoering is tot slot van belang dat [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat hij, gezien de bestaande inrichting van het plangebied als grasland, voor de vaststelling van het plan de mogelijkheid had om eventuele bedrijfshinder veroorzakende activiteiten vanaf zijn percelen in noordelijke richting te verplaatsen. Ook hier is de raad naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende op ingegaan. Het betoog slaagt.
3.  In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op het planonderdeel "bedrijfswoning" en de plandelen met de bestemming "Wonen", is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Gelet op de ruimtelijke samenhang van voornoemde plandelen met de overige plandelen in het plangebied, ziet de Afdeling aanleiding het gehele bestreden besluit te vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
4.  Hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
5.  De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3.  Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.  verklaart het beroep gegrond;
II.  vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Nijkerk van 29 september 2011, kenmerk 2011-067;
III.  veroordeelt de raad van de gemeente Nijkerk tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1125,82 (zegge: elfhonderdvijfentwintig euro en tweeëntachtig cent), voor een bedrag van € 1092,50 (zegge: duizendtweeënnegentig euro en vijftig cent) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV.  gelast dat de raad van de gemeente Nijkerk aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin  w.g. Van Heusden
voorzitter  ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012
647.