201106872/1/R2.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gendt, gemeente Lingewaard,
de raad van de gemeente Lingewaard,
verweerder.
Bij besluit van 31 maart 2011, nr. 15/2011, heeft de raad het bestemmingsplan "Siervissenkwekerij aan de Angerensestraat te Gendt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door D. Brouwer, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Tevens is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gommers-Ducheine B.V., vertegenwoordigd door mr. G.H. van der Waaij, advocaat te Leusden, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 25 april 2012, in zaak nr.
201106872/1/T1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 31 maart 2011, nr. 15/2011, te herstellen door het nemen van een nieuw besluit. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 28 juni 2012, nr. 69/2012, heeft de raad het besluit van 31 maart 2011, nr. 15/2011, gewijzigd.
Bij brief van 5 juli 2012 heeft de Afdeling [appellant] in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. [appellant] heeft een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Het besluit van 31 maart 2011
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad bij de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan het noodzakelijk heeft geacht het kantoor op meer dan 50 m afstand van het dichtstbijzijnde emissiepunt van het bedrijf van [appellant] te voorzien, maar dit ten onrechte niet in het plan heeft verzekerd. Derhalve heeft de Afdeling in de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 31 maart 2011, nr. 15/2011, is genomen in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
1.1. Gelet hierop is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 31 maart 2011 gegrond. Dat besluit dient derhalve te worden vernietigd.
2. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen het gebrek in het besluit van 31 maart 2011 te herstellen door met een toereikende motivering te beslissen wat de omvang en de situering van het kantoor moeten zijn. In het nieuwe besluit dient de planregeling daarop te worden toegesneden, zo heeft de Afdeling de raad opgedragen.
Het besluit van 28 juni 2012
3. Bij besluit van 28 juni 2012, nr. 69/2012, heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld. Op de verbeelding is de aanduiding "kantoor uitgesloten" opgenomen. Voorts is aan artikel 3, lid 3.3.2, onder a, van de planregels toegevoegd dat kantoorruimte(n) niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "kantoor uitgesloten". Het besluit van 28 juni 2012 is, gelet op de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, onderwerp van het geding.
4. [appellant] kan zich niet met het besluit van 28 juni 2012 verenigen. In zijn zienswijze brengt hij naar voren dat het plan ten onrechte binnen een afstand van 50 m vanaf de perceelsgrens voorziet in een kantoor. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte een afstand heeft aangehouden van 50 m vanaf de grens van de zijgevel van zijn schuur die hij gebruikt ten behoeve van zijn geitenhouderij. Hij stelt dat hij zijn schuur in de toekomst mogelijk zou kunnen uitbreiden voor het intensief houden van vee, waarbij de zijgevel van de schuur kan worden verplaatst naar de grens van zijn perceel. De raad heeft er geen rekening mee gehouden dat in dat geval de afstand van 50 m tussen de voorziene siervissenkwekerij en zijn geitenhouderij niet is verzekerd, terwijl de raad dit noodzakelijk acht voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het kantoor bij de voorziene siervissenkwekerij.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de door [appellant] gewenste uitbreiding van zijn stal voor het intensief houden van vee niet mogelijk is. Derhalve heeft de raad geen medewerking verleend aan het verzoek van [appellant] om in het plan te garanderen dat binnen een afstand van 50 m vanaf de perceelsgrens geen kantoor kan worden gebouwd, maar heeft de raad, in navolging van hetgeen de Afdeling in de tussenuitspraak heeft overwogen, ter verzekering van een goed woon- en leefklimaat een afstand van 50 m van de zijgevel van de schuur tot de voorziene kantoorruimten toereikend geacht.
4.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.3.2, onder a, van de planregels, voor zover van belang, mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak, met dien verstande dat kantoorruimte(n) niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "kantoor uitgesloten".
4.3. Gelet op de verbeelding, in samenhang bezien met artikel 3, lid 3.3.2, onder a, van de planregels, zijn binnen een afstand van 50 m gemeten vanaf de zijgevel van de bestaande schuur van [appellant] geen kantoorruimten toegestaan. Gelet op hetgeen is overwogen onder 2.5.4 van de tussenuitspraak is hiermee ter plaatse van het kantoor bij de voorziene siervissenkwekerij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verzekerd. Daarbij is in aanmerking genomen dat, zoals in de tussenuitspraak onder 2.5.3 is overwogen, [appellant] thans op grond van de milieuregelgeving geen mogelijkheden heeft om zijn schuur uit te breiden voor het intensief houden van vee. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd daarom geen aanleiding voor het oordeel dat in het plan ten onrechte niet is verzekerd dat binnen een afstand van 50 m vanaf de perceelsgrens geen kantoorruimten kunnen worden gerealiseerd. Het betoog faalt.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bij het besluit van 28 juni 2012 vastgestelde plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit van 28 juni 2012 in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep tegen het besluit van 28 juni 2012 is ongegrond.
6. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken dient de raad op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 31 maart 2011, nr. 15/2011, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lingewaard van 31 maart 2011, nr. 15/2011;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van 28 juni 2012, nr. 69/2012, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Lingewaard tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 655,50 (zegge: zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Lingewaard aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012