ECLI:NL:RVS:2012:BY3729

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206059/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Zuidhoek vastgesteld door de raad van de gemeente Nieuwkoop

Op 29 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Nieuwkoop het bestemmingsplan "Zuidhoek" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend te Nieuwkoop, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellant heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 23 oktober 2012, waar de appellant, bijgestaan door A. Veerman, en de raad, vertegenwoordigd door F.W. de Bruijn, aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de overwegingen van de appellant beoordeeld. De appellant betoogde dat de raad ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel Zuideinde 40. De raad stelde dat de huiskavel buiten het gebied van het bestemmingsplan valt, maar binnen het plangebied van een toekomstig bestemmingsplan zal vallen. De Afdeling oordeelde dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan, zolang dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Daarnaast betoogde de appellant dat de aanleg van een parkeerterrein aan de noordwestzijde van het plangebied onterecht was. De raad verdedigde dat het parkeerterrein zowel bedoeld is voor bezoekers van het toekomstige Meijepark als voor bewoners van het plangebied. De Afdeling oordeelde dat de raad niet onredelijk heeft gehandeld door het parkeerterrein mogelijk te maken, gezien de reeds genomen besluiten over de herinrichting van het gebied.

De appellant voerde verder aan dat het plan het naastgelegen stiltegebied zou verstoren. De raad stelde dat het provinciale stiltebeleid in acht is genomen en dat het plan geen significante geluidbelasting zal veroorzaken. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201206059/1/R4.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nieuwkoop,
en
de raad van de gemeente Nieuwkoop,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidhoek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2012, waar [appellant], bijgestaan door A. Veerman, en de raad, vertegenwoordigd door F.W. de Bruijn, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet onder meer in de ontwikkeling van ongeveer 90 woningen. Het betreft vrijstaande, halfvrijstaande en rijwoningen.
2.    [appellant] betoogt dat de raad voor de wijziging van de bestemming van het perceel Zuideinde 40 te Nieuwkoop ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 12 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Kern Nieuwkoop 1999".
2.1.    De bevoegdheid tot vaststelling van een bestemmingsplan ligt bij de raad. Dat het college van burgemeester en wethouders ingevolge het vorige plan de bevoegdheid had dat plan te wijzigen staat aan de bevoegdheid van de raad een bestemmingsplan vast te stellen niet in de weg. Het betoog faalt.
3.    Voorts stelt [appellant] dat het perceel Zuideinde 40 is gesplitst en dat een groot deel daarvan ten onrechte niet onder het bestemmingsplan "Zuidhoek", noch het voorontwerp van het bestemmingsplan "Kern Nieuwkoop" valt.
3.1.    De raad voert aan dat de huiskavel Zuideinde 40 buiten het gebied van het onderhavige plan valt, maar binnen het plangebied van het toekomstige bestemmingsplan "Kern Nieuwkoop" zal vallen.
3.2.    De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
Niet aannemelijk is gemaakt dat tussen het betrokken gedeelte van het perceel Zuideinde 40 en de gronden binnen het plangebied een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat, dat de raad om die reden het perceel in zoverre niet in redelijkheid buiten de planbegrenzing heeft kunnen houden.
Het betoog faalt.
4.    [appellant] kan zich er niet mee verenigen dat aan de noordwestzijde van het plangebied op en achter een gedeelte van het perceel Zuideinde 40 is voorzien in de aanleg van een parkeerterrein.
Hiertoe voert hij aan dat door de raad - aanvankelijk - is gesteld dat dit parkeerterrein is bedoeld om te voorzien in de behoefte aan parkeerplaatsen voor bezoekers van het toekomstige Meijepark, terwijl, zoals [appellant] stelt, onzeker is of dit buiten het plangebied gelegen park zal worden gerealiseerd, welke parkeerbehoefte dit park zal meebrengen en of het parkeerterrein, gelet op de afstand tot het park en de noodzaak van bruggen over tussenliggende sloten, geschikt is om te voorzien in die behoefte.
Na de beantwoording van zijn zienswijze is volgens [appellant] door de raad nog een rechtvaardiging voor het parkeerterrein gezocht door te stellen dat het ook voor bezoekers van de Zuidhoek is bedoeld en zelfs voor iedereen dag en nacht toegankelijk wordt. Volgens [appellant] is dit in strijd met eerdere mededelingen van de raad. Hij wijst er onder meer op dat in de als bijlage bij het plan gevoegde "Memo betreft Verkeersgeneratie/parkeren Zuidhoek en Meijepark te Nieuwkoop" staat dat in de parkeerbehoefte van de Zuidhoek zal worden voorzien door de aanleg van parkeerstroken langs de openbare weg. Indien het parkeerterrein niet alleen bestemd is voor recreanten maar voor eenieder, zal volgens [appellant] een intensiever gebruik op andere uren plaatsvinden, bijvoorbeeld door bestelbusjes die in de vroege ochtenduren vertrekken of late avonduren aankomen, waardoor zijn woon- en leefklimaat sterker zal worden aangetast.
4.1.    De raad voert aan dat reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden over herinrichting van het gebied van het Meijepark. Het op en achter het perceel Zuideinde 40 te realiseren parkeerterrein is volgens de raad zowel bedoeld voor bezoekers van dat park, als voor bezoekers en bewoners van het plangebied. Omdat het perceel bij de entree van de Zuidhoek is gelegen, is het in onderhavig plan meegenomen.
4.2.    De Afdeling acht het niet onredelijk dat de raad ervoor heeft gekozen om naast de voorziene parkeerstroken langs de openbare weg in het plangebied, een parkeerterrein mogelijk te maken op en achter een gedeelte van het perceel Zuideinde 40. In aanmerking genomen dat reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden over herinrichting van het gebied van het Meijepark, is niet aannemelijk geworden dat geen behoefte zou bestaan aan parkeerruimte vanwege bezoekers van dit park en dat het beoogde parkeerterrein hierin niet mede zou kunnen voorzien. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de raad in strijd met eerdere mededelingen heeft gesteld dat het parkeerterrein tevens openstaat voor bezoekers en bewoners van het plangebied, overweegt de Afdeling dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2011, in zaak nr.
201009749/1/H1) voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan dat het plan slechts zou voorzien in een parkeerterrein ten behoeve van het Meijepark. Daarbij overweegt de Afdeling dat niet blijkt dat aan het parkeerterrein aanvankelijk geen openbaar karakter was toebedacht. Voor zover [appellant] stelt dat intensief gebruik, ook gedurende de vroege en late uren van de dag, zal leiden tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat, overweegt de Afdeling dat in een stedelijke omgeving dergelijke activiteiten niet ongebruikelijk zijn. Niet aannemelijk is dat de gestelde overlast zodanig zal zijn dat de raad hieraan doorslaggevende betekenis had moeten toekennen. Het betoog faalt.
5.    [appellant] betoogt dat de raad onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan geen verstoring zal veroorzaken in het naastgelegen stiltegebied en verwijst in dat verband naar de vooroverlegreactie van het college van gedeputeerde staten waarin wordt verzocht om een toelichting op de gevolgen van het plan voor het stiltegebied.
5.1.    De raad stelt dat het provinciale stiltebeleid regels stelt binnen de begrenzing van het aangewezen gebied. Deze grenzen zijn volgens het provinciale beleid zo vastgesteld dat het geluid in het gebied de 40 dB(A) niet overstijgt. De raad wijst erop dat het college van gedeputeerde staten in de zienswijzenfase per e-mail heeft verklaard dat het ontwerp voldoet aan het provinciale beleid.
5.2.    De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet gebonden aan provinciaal beleid. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de grens van het stiltegebied (de rode contour) is gelegen ten zuiden en oosten van de voorziene woonwijk, die als schiereiland in de plassen steekt. Het parkeerterrein is voorzien aan de noordwestzijde van het plangebied nabij de doorgaande weg Zuideinde en wordt door de woonwijk afgeschermd van het stiltegebied. Gelet hierop en nu ook overigens van het tegendeel niet is gebleken, heeft de raad aannemelijk mogen achten dat het plan geen significante geluidbelasting zal veroorzaken op het stiltegebied. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad door het provinciale beleid op voornoemde wijze bij de vaststelling van het bestemmingsplan te betrekken, daarmee niet voldoende rekening heeft gehouden. Het betoog faalt.
6.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx    w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012
271-718.