ECLI:NL:RVS:2012:BY4356

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112928/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de exploitatievergunning voor een horecabedrijf in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de exploitatievergunning die is verleend voor een horecabedrijf in een pand in Sittard-Geleen. De vergunning betreft onder meer de eerste verdieping van het pand, dat volgens de plankaart van het bestemmingsplan bestemd is voor woondoeleinden. Sinds 1997 zijn op deze verdieping de keuken en toiletgroep van het eetcafé gevestigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat, hoewel het gebruik van de eerste verdieping in strijd is met de bestemming, dit gebruik op grond van artikel 11, lid 1 van de voorschriften van het bestemmingsplan mocht worden voortgezet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester geen reden had om de exploitatievergunning te weigeren, ondanks het feit dat er nooit een bouwvergunning voor de wijziging van het gebruik is aangevraagd of verleend. Het ontbreken van een bouwvergunning is niet als weigeringsgrond voor de exploitatievergunning opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (Apv).

De appellant, die al sinds 1994 bezwaar maakt tegen het gebruik van de eerste verdieping, kan niet stellen dat de burgemeester niet heeft gereageerd op zijn bezwaren, aangezien hij tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar rechtsmiddelen had kunnen aanwenden. De Afdeling wijst ook op het verzoek van de appellant om geluidmetingen te verrichten, maar stelt dat de gemeente niet wettelijk verplicht is om dit te doen bij klachten over geluidshinder. De burgemeester heeft echter aangegeven dat geluidmetingen zullen worden uitgevoerd. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

201112928/1/A3.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 7 november 2011 in zaak nr. 10/1110 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Sittard-Geleen.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2009 heeft de burgemeester aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf in het pand [locatie 1] te [plaats] (hierna: de exploitatievergunning).
Bij besluit van 11 juni 2010 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
[gemachtigde] heeft namens [vergunninghoudster] een schriftelijke uiteenzettting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2012, waar [appellant], en de burgemeester, vertegenwoordigd door P.H.C. Meerten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], voornoemd, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 2:28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen (hierna: de Apv), zoals die bepaling luidde ten tijde hier van belang, is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.
Ingevolge artikel 2:28b, eerste lid, aanhef en onder b, weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Horecavoorzieningen Centrum" zijn de opstallen, die op de plankaart zijn aangegeven met de letter W, bestemd voor woondoeleinden.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, mag, indien ten tijde van het van kracht worden van het plan gronden en opstallen worden gebruikt in afwijking van het plan, dat gebruik worden voortgezet.
Ingevolge het tweede lid is wijziging van het met het plan bestaande strijdige gebruik van gronden en bouwwerken toegestaan, indien door die wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar de aard niet wordt vergroot.
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester terecht de exploitatievergunning, voor zover die betrekking heeft op de eerste verdieping van het pand, heeft verleend. Hij voert hiertoe aan dat het gebruik daarvan illegaal is en daarvoor nooit een bouwvergunning is afgegeven. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat dat gebruik is toegestaan op grond van het overgangsrecht bij het bestemmingsplan. Dat is niet mogelijk, nu hij al sinds 1994 tegen de aanwezigheid van horeca op de eerste verdieping bezwaar maakt. De burgemeester heeft nooit voor een oplossing willen zorgen en met zijn eerdere meldingen van het strijdige gebruik is nooit iets gedaan, aldus [appellant].
2.1.        De exploitatievergunning is verleend voor onder meer de eerste verdieping van het pand. Volgens de plankaart bij het bestemmingsplan is die verdieping bestemd voor woondoeleinden. Niet in geschil is dat zich op de eerste verdieping van het pand sinds 1997 de keuken en de toiletgroep van het eetcafé bevinden. Hoewel het gebruik van de eerste verdieping in strijd is met de bestemming wonen, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat dit strijdige gebruik op grond van artikel 11, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan mocht worden voortgezet. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat voor de burgemeester geen grond bestond de exploitatievergunning, voor zover die de eerste verdieping van het pand betreft, te weigeren. Dat voor verandering van de eerste verdieping nooit een bouwvergunning is aangevraagd en verleend, leidt niet tot een ander oordeel. Het ontbreken van een bouwvergunning is in de Apv niet als weigeringsgrond voor een exploitatievergunning opgenomen. Dat [appellant], naar hij stelt, al sinds 1994 bezwaar maakt en dat de gemeente daar nooit op reageert, kan evenmin leiden tot een ander oordeel. [appellant] had tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar een rechtsmiddel kunnen aanwenden. Voor zover [appellant] de Afdeling heeft gevraagd de gemeente te verplichten om ter plaatse geluidmetingen te verrichten, wordt overwogen dat de gemeente niet wettelijk verplicht is om bij klachten over geluidshinder geluidmetingen te verrichten. Dat kan door de Afdeling derhalve niet worden afgedwongen. De burgemeester heeft evenwel ter zitting te kennen gegeven dat geluidmetingen zullen worden gedaan. Indien [appellant] van mening is dat de toegestane geluidsnormen worden overschreden, staat het hem vrij bij de gemeente een verzoek om handhaving in te dienen.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
317-730.