ECLI:NL:RVS:2012:BY4361

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112959/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • E. Helder
  • F.C.M.A. Michiels
  • W.S. van Helvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere waarden geluidbelasting vastgesteld voor woningen op Veemarktterrein te Utrecht

Op 28 november 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen de Belangenvereniging Automarkt Utrecht (BAU) en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De zaak betreft een besluit van 3 oktober 2011, waarbij het college hogere waarden heeft vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Sartreweg en de Biltse Rading/Kardinaal de Jongweg te Utrecht, specifiek voor nieuwe woningen op het voormalige Veemarktterrein. De BAU en anderen hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat de BAU en anderen niet de belangen behartigen die door de regeling worden beschermd, aangezien zij geen eigenaren zijn van de woningen waarvoor de hogere waarden zijn vastgesteld. Hierdoor kan hun beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Crisis- en herstelwet, die bepaalt dat een administratieve rechter een besluit niet mag vernietigen als de betrokken regel niet strekt tot bescherming van de belangen van de appellant. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

201112959/1/R3.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Belangenvereniging Automarkt Utrecht (hierna: de BAU), gevestigd te Utrecht, en anderen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2011 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de Sartreweg en de Biltse Rading/Kardinaal de Jongweg te Utrecht, voor nieuwe woningen op het voormalige Veemarktterrein te Utrecht.
Tegen dit besluit hebben de BAU en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.H. Meijer, L. de Wit, E.F. Boons, H. Scholtes, L.J. Peeters en K. Sam Sin, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1.    Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Veemarkt" voor de bouw van maximaal 580 woningen op het Veemarktterrein te Utrecht. De Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is van toepassing op dit besluit.
1.1.    Ingevolge artikel 1.9 van de Chw mag de administratieve rechter een besluit niet vernietigen op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
1.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr.
201006731/1/M3bevat
afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.
De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.
Onbetwist is dat de BAU en anderen woonachtig zijn in noch eigenaren zijn van woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de BAU en anderen.
1.3.    Gelet op het vorenstaande kan hetgeen de BAU en anderen aanvoeren over de vastgestelde hogere waarden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij ter zake aanvoeren.
1.4.    Het beroep van de BAU en anderen is ongegrond.
1.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin    w.g. Van Helvoort
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
361.