201201716/1/A2.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Broekland, gemeente Raalte,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 januari 2012 in zaak nr. 11/2011 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
Bij brief van 22 maart 2011 heeft het college aan [appellant] meegedeeld dat de gemeente Raalte geen regeling kent inzake uitkoop van burgerwoningen in landbouwontwikkelingsgebieden (hierna: LOG's) en voorts dat het college een nieuw gesprek over dit onderwerp niet zinvol acht.
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 januari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.M. Prins, advocaat te Rotterdam, bijgestaan door L. van Dijk en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door P.B.M. Droste en drs. F.M. Holtman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de brief van 22 maart 2011 twee besluiten bevat, aangezien in deze brief, die in antwoord op zijn brief van 7 maart 2011 is geschreven, door het college is besloten dat niet tot uitkoop van [appellant] zal worden overgegaan en dat een nieuw gesprek met [appellant] niet meer zinvol wordt geacht. Volgens [appellant] houden die besluiten publiekrechtelijke rechtshandelingen in.
1.1. Het betoog van [appellant] faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het verzoek van [appellant] tot uitkoop van zijn woning op een privaatrechtelijke rechtshandeling ziet. De brief van 22 maart 2011 betreft een afwijzing van dit verzoek en strekt tot de weigering om een privaatrechtelijke rechtshandeling voor te bereiden. De omstandigheid dat in het Ontwikkelingsplan LOG's Raalte de mogelijkheid is genoemd om ter uitbreiding van de milieugebruiksruimte over te gaan tot het uitkopen van geurgehinderden, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat hierin slechts wordt vermeld dat het uitkopen van geurgehinderden één van de mogelijkheden is om de milieugebruiksruimte ten behoeve van de vestiging van intensieve veehouderij uit te breiden. Het ontwikkelingsplan en de Wet geurhinder en veehouderij voorzien niet in een uitkoopregeling waar [appellant] een beroep op kan doen. Het college heeft voorts in het verweerschrift in hoger beroep nader toegelicht dat de gemeente geen uitkoopregeling kent, omdat er voldoende milieugebruiksruimte in de LOG-gebieden aanwezig is. Het bestaan van de door [appellant] genoemde bijlage die een uitkoopregeling zou bevatten, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat door de provincie een budget aan de gemeente ter beschikking is gesteld om tot uitkoop over te gaan. Voorts kan in de brief van 7 maart 2011, anders dan [appellant] eerst ter zitting heeft gesteld, geen verzoek om een schadevergoeding worden gelezen en heeft het college deze brief slechts hoeven op te vatten als een verzoek tot de aankoop van de woning van [appellant]. De brief van 22 maart 2011 kan dan ook niet als de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding worden aangemerkt.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de mededeling van het college, dat hij een verder gesprek inzake de uitkoop van [appellant] niet zinvol acht, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Deze mededeling is niet gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012