ECLI:NL:RVS:2012:BY4379

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201208011/1/A1 en 201208011/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • G.J. Deen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbreiding waterbuffer en aanleg grasbaan te Catsop

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening en op een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de omgevingsvergunning die op 3 december 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Stein is verleend aan het Waterschap Roer en Overmaas voor de uitbreiding van een waterbuffer en de aanleg van een nieuw buffercompartiment en een grasbaan op een perceel aan Cruisboomveld te Catsop. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en zijn bezwaar is op 21 maart 2012 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2012 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de appellant hoger beroep heeft ingesteld.

De voorzitter heeft de zaak op 1 november 2012 ter zitting behandeld. De appellant betoogde dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de aanleg van het nieuwe buffercompartiment in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzitter oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht heeft vastgesteld dat het nieuwe buffercompartiment functioneel verbonden is met de bestaande waterbuffer en dat de aanleg ervan kan worden aangemerkt als een uitbreiding van de bestaande waterbuffer.

Daarnaast betoogde de appellant dat de aanleg van het nieuwe buffercompartiment en de grasbaan de landschappelijke en natuurlijke waarden onevenredig zou aantasten. De voorzitter oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat de aanleg van het buffercompartiment het duurzaam agrarisch gebruik en de natuurlijke waarden van het gebied onevenredig zou aantasten. De voorzitter bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

201208011/1/A1 en 201208011/2/A1.
Datum uitspraak: 22 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) en (met toepassing van artikel 8:86 van die wet) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht van 6 juni 2012 in de zaken nrs. 12/761 en 12/762 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Stein.
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2010 heeft het college aan het Waterschap Roer en Overmaas (hierna: het waterschap) omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een waterbuffer c.q. de aanleg van een nieuw buffercompartiment en een grasbaan op een perceel aan Cruisboomveld (ong.) te Catsop.
Bij besluit van 21 maart 2012 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het waterschap een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Schoneveld, en het college, vertegenwoordigd door N.S.A. Daniëls, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar het waterschap, vertegenwoordigd door mr. R.Th.B. Drummen en ing. W.R.S. Coenen, beiden werkzaam in zijn dienst, gehoord.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Ingevolge artikel 2.11, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), voor zover thans van belang, wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, geweigerd, indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is.
3.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied ten oosten van het Julianakanaal" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurwaarde (Aln)".
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor:
- duurzaam agrarisch grondgebruik;
- natuurlijke afvloeiing en tijdelijke berging van water, alsmede de overstort van rioolwater en opvang van hemelwater, voor zover het bestaande regenwaterbuffers, zoals op de plankaart nader aangeduid, betreft.
Ingevolge het achtste lid, voor zover thans van belang, is het verboden op de als zodanig bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
c. het aanleggen, het verharden of het amoveren van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren, behoudens de aanleg van drinkpoelen.
Ingevolge het achtste lid zijn de in dit lid bedoelde werken of werkzaamheden slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in artikel 3 genoemde doeleinden, onderscheidenlijk de in aanhef van dit artikel vermelde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Ingevolge artikel 3, dat de algemene beschrijving in hoofdlijnen bevat en sectorale doelstellingen bevat, voor zover thans van belang, wordt met betrekking tot de waterhuishouding voor het deelgebied Catsop gestreefd naar het voorkomen van bodemerosie en wateroverlast. Ter zake zal het provinciale Bodem- en waterconserveringsbeleid Zuid-Limburg 1996-2000 zoveel mogelijk worden gevolgd, waarbij het gaat om uitvoering van de volgende maatregelen:
- de nadruk dient te liggen op aanpak van de erosie, modder- en wateroverlast gedurende het groeiseizoen;
- de maatregelen dienen bij voorkeur brongericht alsmede technisch en financieel inpasbaar te zijn in de agrarische bedrijfsvoering.
4.    De omgevingsvergunning is verleend voor grondwerk en het aanleggen van een extra buffercompartiment benedenstrooms op ongeveer 50 meter van de bestaande regenwaterbuffer, teneinde de bestaande waterbergingscapaciteit ter plaatse te vergroten. Niet in geschil is dat voor de werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.
5.    [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het nieuwe buffercompartiment inclusief grasbaan in strijd is met het bestemmingsplan. Hiertoe voert hij aan dat het nieuwe buffercompartiment geen uitbreiding van de bestaande waterbuffer is, maar een nieuw te realiseren waterbuffer en het bestemmingsplan aan realisering van deze nieuwe niet op de plankaart aangeduide waterbuffer in de weg staat.
5.1.    Niet in geschil is dat het aan te leggen buffercompartiment met de bestaande waterbuffer zal worden verbonden door een 10 meter brede grasstrook langs de Geversdalweg. In geschil is evenmin dat de leegloop van de bestaande waterbuffer via deze grasbaan zal plaatsvinden naar het nieuwe buffercompartiment, dat zal afwateren op een sloot langs de Geversdalweg. Het nieuwe buffercompartiment zal derhalve niet los van de bestaande waterbuffer functioneren. Onder deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter de aanleg ervan terecht aangemerkt als een uitbreiding van de bestaande waterbuffer. Het betoog faalt.
6.    [appellant] betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat door de aanleg van het nieuwe buffercompartiment en de grasbaan het in artikel 3 en 5 van de planvoorschriften vermelde duurzaam agrarisch grondgebruik, alsmede de landschappelijke en natuurlijke waarden, onevenredig zullen worden aangetast en bodemerosie niet zal worden voorkomen. Hiertoe voert hij aan dat extra waterbergingscapaciteit in deze omvang niet noodzakelijk is en het waterschap een grotere grondclaim op duurzaam in gebruik zijnde agrarische grond doet, dan nodig is. Voorts wordt hij door de aanleg van de nieuwe buffer onevenredig in zijn belangen getroffen, doordat het gebruik dat hij van het naastgelegen akkerbouwperceel maakt ernstig zal worden aangetast. Ten slotte heeft de rechtbank miskend dat het waterschap een alternatief heeft uitgewerkt dat voor hem aanmerkelijk minder bezwaren oplevert, aldus [appellant].
6.1.    Ook dat betoog faalt. Daargelaten dat in het bestemmingsplan niet is voorgeschreven dat de aanleg van een regenwaterbuffer noodzakelijk is, heeft de voorzieningenrechter in het aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de aanleg van het buffercompartiment het duurzaam agrarisch gebruik en de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied onevenredig zal aantasten. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat de waterbuffer tot doel heeft om wateroverlast in het landelijk en bebouwd gebied van Catsop te voorkomen, teneinde de grond toegekende waarden en doeleinden te versterken. Voorts zal de uitbreiding van de regenwaterbuffer geheel op in eigendom van het waterschap zijnde gronden plaats vinden en is niet gebleken dat het agrarisch gebruik van het aangrenzende akkerbouwperceel door de aanlegwerkzaamheden zal worden beperkt, teminder nu het waterschap een verharde doorgang over de grasbaan heeft gemaakt, waardoor [appellant] zijn perceel het gehele jaar door zonder extra moeite met grote landbouwmachines kan bereiken. In aanmerking voorts nemende dat, naar niet in geschil is, de aan te leggen grasbaan tevens dienst doet als erosiestrook, heeft de voorzieningenrechter in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat met de aanlegwerkzaamheden het in artikel 3 van de planvoorschriften vermelde doel om de erosie aan te pakken kan of zal worden aangetast. Gelet op vorenstaande heeft hij evenzeer terecht evenmin aanleiding gevonden om aan te nemen dat het door [appellant] bedoelde alternatief aanmerkelijk minder bezwaren mee zal brengen.
7.    [appellant] betoogt ook tevergeefs dat het waterschap in strijd met zijn eigen, in het zogeheten Verdrag van Roermond neergelegde, beleid heeft besloten, nu de aanleg van het nieuwe buffercompartiment ten koste van agrarische grond zal gaan. Nog daargelaten dat het waterschap onweersproken heeft gesteld dat het geen partij bij het Verdrag van Roermond is, stond het het college niet vrij om bij de beoordeling van de aanvraag het door het waterschap gevoerde beleid te betrekken.
8.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9.    Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Deen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2012
604.