201203432/1/A1.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en. [appellante B], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 maart 2012 in zaken nrs. 11/1454 en 11/2153 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Bij onderscheiden brieven van 29 januari 2010 heeft het college aan [vergunninghouder A], onderscheidenlijk aan [vergunninghouder B], medegedeeld dat van rechtswege twee lichte bouwvergunningen zijn verleend voor het plaatsen van een overkapping op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Eindhoven (hierna: percelen).
Bij onderscheiden besluiten van 23 juni 2010 heeft het college geweigerd aan [vergunninghouder A], onderscheidenlijk aan [vergunninghouder B], lichte bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een overkapping op de percelen. Bij besluit van 10 februari 2011 heeft het college deze besluiten ingetrokken.
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft het college de door [appellanten] tegen de van rechtswege verleende bouwvergunningen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft het college het door [appellanten] tegen het besluit van 10 februari 2011 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 1 maart 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] tegen de besluiten van 17 maart 2011 en 17 mei 2011 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2012, waar [appellanten], vertegenwoordigd door ing. W.M.M. Bongard-Erens en mr. C.M.J.J. Erdkamp, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in samenhang bezien met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college hen ten onrechte geen belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij de besluiten van 17 maart 2011 en 17 mei 2011 heeft geacht. Daartoe voeren zij aan dat hun woning, net als de woningen van [vergunninghouders], aan de Hendrik de Keyzerplein te Eindhoven is gelegen en dat deze woningen zijn aangewezen als gemeentelijk monument. [appellanten] stellen dat voor deze woningen dezelfde bouwregels gelden en dat zij er belang bij hebben dat deze regels worden nageleefd.
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college [appellanten] terecht niet als belanghebbenden bij de besluiten van 17 maart 2011 en 17 mei 2011 heeft aangemerkt. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat de woning van [appellanten] zich in een ander huizenblok bevindt dan de woningen op de percelen, dat deze huizenblokken niet evenwijdig aan elkaar of in elkaars verlengde liggen en voorts dat een openbare weg en openbaar groen tussen deze huizenblokken zijn gelegen. Vast staat verder dat [appellanten] geen zicht hebben op de overkappingen die aan de achterzijde van de woningen op de percelen zijn gesitueerd en dat hun woning op een afstand van ongeveer 80 m van de percelen is gelegen. Gelet op het ontbreken van zicht op de overkappingen en de afstand tot de percelen in aanmerking genomen, verschilt de positie van [appellanten] niet van die van anderen in hun woonwijk. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Daar waar [appellanten] erop wijzen dat de woningen rondom het Hendrik de Keyzerplein zijn aangewezen als gemeentelijk monument en dat zij er belang bij hebben dat de regels uit het Beeldkwaliteitsplan door iedereen gelijkelijk worden nageleefd, wordt overwogen dat dit niet als een persoonlijk, van anderen te onderscheiden belang kan worden aangemerkt dat rechtstreeks door de besluiten van 17 maart 2011 en 17 mei 2011 wordt geraakt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012