201210035/2/A1.
Datum uitspraak: 23 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VHP Accountants B.V., [verzoeker A] en [verzoeker B], gevestigd, onderscheidenlijk beiden wonend te ’s-Hertogenbosch (hierna: VHP en anderen),
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 september 2012 in de zaken nrs. 12/2417, 12/2432 en 12/2394 in het geding tussen:
1. VHP en anderen;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dela Vastgoed B.V., gevestigd te Eindhoven;
3. [wederpartij A], [wederpartij B], [wederpartij C] en [wederpartij D], allen wonend te ’s-Hertogenbosch,
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 24 februari 2012 heeft het college aan Stichting Brabant Wonen (hierna: de stichting) omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een hostel en het aanleggen of veranderen van een uitweg ten behoeve daarvan op het perceel Van Broeckhovenlaan 2 te ’s-Hertogenbosch (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft het het door onder meer VHP en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2012 heeft de rechtbank de door onder meer VHP en anderen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer VHP en anderen hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 november 2012, waar VHP en anderen, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W.G.M. Christophe, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar de stichting, vertegenwoordigd door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Eindhoven, gehoord.
1. Het verzoek strekt tot schorsing van de besluiten van 24 februari en 26 juni 2012, totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat de stichting spoedig met de uitvoering van het bouwplan zal beginnen en verhinderd moet worden dat daarmee onomkeerbare gevolgen in het leven worden geroepen. De stichting heeft het voornemen om spoedig met de bouw te beginnen ter zitting bevestigd.
2. Het bouwplan voorziet in de oprichting van een woon/zorgcomplex voor personen die dak- of thuisloos zijn geweest en met verslavings- en psychiatrische problematiek kampen. Het op te richten gebouw bestaat hoofdzakelijk uit zorgappartementen. Het is de bedoeling er uiteindelijk 30 mensen in te huisvesten. De stichting zal het gebouw verhuren aan Novadic Kentron, een instelling voor verslavingszorg, en aan de Reinier van Arkel groep, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg.
3. Ingevolge het ter plaatse als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Wijziging partieel uitbreidingsplan in onderdelen Aawijk-noord" rust op het perceel de bestemming "Openbare of bijzondere gebouwen (OBG)".
Ingevolge artikel 32 van de voorschriften, wordt daaronder verstaan: gebouwen, bestemd voor doeleinden van openbaar nut of andere gebouwen met een monumentaal karakter, niet in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijnde, zoals kerken, scholen, kantoorgebouwen, hotels, inrichtingen van vermaak e.d. Het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50 bedragen.
4. De rechtbank heeft aan haar oordeel dat het bouwplan niet met de voor het perceel geldende bestemming strijdig is ten grondslag gelegd dat, gelet op de intensieve begeleiding die de bewoners van het hostel zal worden geboden door onder meer twee voortdurend aanwezige sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen, VHP en anderen niet worden gevolgd in hun stelling dat de bewoners zelfstandig, dan wel nagenoeg zelfstandig in het hostel zullen wonen. Over de zorg die zal worden geboden is zijdens de stichting ter zitting verklaard dat de bewoners niet alleen in dagelijkse routine zullen worden begeleid, maar ook zorg zullen ontvangen in de vorm van onder meer gedragstherapie, sociotherapie, vaardigheidstrainingen en groepstherapie. Deze therapieën zullen volgens de stichting plaatsvinden in daartoe bestemde ruimten in het hostel.
5. Nu verzoekers het door de rechtbank toegepaste criterium "nagenoeg zelfstandige bewoning" niet hebben betwist en evenmin hetgeen de stichting over de zorg die in het hostel zal worden verleend heeft gesteld, geeft het aangevoerde niet op voorhand grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het bouwplan binnen de voor het perceel geldende bestemming past en de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Derhalve bestaat aanleiding om het verzoek af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bolleboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012