ECLI:NL:RVS:2012:BY4450

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201078/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot afsluiting Mienterglop voor gemotoriseerd verkeer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 15 december 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Texel had op 7 juli 2010 een verzoek van [appellant] en anderen afgewezen om de Mienterglop in De Koog voor alle gemotoriseerd verkeer af te sluiten. Dit verzoek was gedaan om sluipverkeer en overlast te voorkomen. Het college stelde dat er geen zwaarwegende redenen waren om de weg af te sluiten, omdat de verkeersintensiteit op de Mienterglop gering was en deze voornamelijk door bestemmingsverkeer werd gebruikt.

Na een aantal besluiten en bezwaren, waaronder een verkeersbesluit van 26 november 2010 dat een inrijverbod voor vrachtwagens instelde, heeft de rechtbank de beroepen van [appellant] en anderen ongegrond verklaard. In hoger beroep betogen [appellant] en anderen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de besluiten van het college de terughoudende toetsing van de rechter kunnen doorstaan. Ze stellen dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat het college bij het nemen van het verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt. De Afdeling concludeert dat het college voldoende onderzoek heeft verricht en dat de afweging van belangen niet onevenwichtig is. Het hoger beroep van [appellant] en anderen wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201201078/1/A3.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te De Koog, gemeente Texel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 15 december 2011 in zaken nrs. 11/406 en 11/2076 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] en anderen om de Mienterglop te De Koog voor alle gemotoriseerd verkeer af te sluiten door het plaatsen van verkeersborden van het model C12 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) met onderbord "bestemmingsverkeer uitgezonderd" afgewezen.
Bij besluit van 26 november 2010 (hierna: het verkeersbesluit) heeft het college besloten een inrijverbod in te stellen voor vrachtwagens door het plaatsen van verkeersborden van het model C7 met een onderbord "uitgezonderd bestemmingsverkeer" op de Mienterglop, tussen de Ruigendijk en de Kamperfoelieweg te De Koog.
Bij besluit van 14 december 2010 heeft het college het door [appellant] en anderen tegen het besluit van 7 juli 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 28 juni 2011 heeft het college het door [appellant] en anderen tegen het besluit van 26 november 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 december 2011 heeft de rechtbank de door [appellant] en anderen tegen de besluiten van 14 december 2010 en 28 juni 2011 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems, werkzaam bij de gemeente Texel, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge het tweede lid geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: het Babw) zijn de verkeersborden die een gebod, een verbod of een adviessnelheid betreffen vastgesteld in bijlage I, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: Rvv 1990), hoofdstukken A tot en met H.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, moet de plaatsing of verwijdering van de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage I, behorende bij het Rvv 1990 geschieden krachtens verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 18 worden in het verkeersbesluit de aard en de omvang van de maatregelen aangegeven.
Ingevolge artikel 21 vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Ingevolge artikel 24, aanhef en onder a, worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.
2.    [appellant] en anderen hebben verzocht om de Mienterglop af te sluiten voor alle gemotoriseerd verkeer met uitzondering van bestemmingsverkeer. Volgens hen wordt de Mienterglop gebruikt als route voor sluipverkeer door met name zwaar en middelzwaar verkeer alsmede door taxivervoer in de avond en´s nachts, waardoor verkeersgevaarlijke situaties ontstaan en aanwonenden ernstige hinder en overlast ondervinden.
3.    Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 7 juli 2010 tot afwijzing van het verzoek van [appellant] en anderen heeft het college ten grondslag gelegd dat geen zwaarwegende redenen bestaan voor het afsluiten voor alle gemotoriseerd verkeer van de Mienterglop. Dit zou slechts een geringe afname van verkeersbewegingen met zich brengen, aangezien de verkeersintensiteit op de Mienterglop gering is en deze weg niet zozeer door sluipverkeer, maar voornamelijk door bestemmingsverkeer wordt gebruikt. Evenwel beraadt het college zich over een mogelijk alternatief.
Vervolgens heeft het college het in bezwaar gehandhaafde verkeersbesluit genomen in verband met het verzekeren van de veiligheid op en de bruikbaarheid van de weg en het beschermen van weggebruikers.
4.    [appellant] en anderen betogen onder meer dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de besluiten op bezwaar de terughoudende toetsing van de rechter kunnen doorstaan. Het verkeersbesluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. In het besluit van 28 juni 2011 op het bezwaar gericht tegen het verkeersbesluit is onvoldoende gemotiveerd afgeweken van het advies van de commissie bezwaarschriften gemeente Texel (hierna: de bezwarencommissie). De daaraan ten grondslag gelegde metingen van verkeersbewegingen op de Mienterglop zijn verricht in een laagseizoen toen bovendien een bedrijfsverzamelgebouw op het bedrijventerrein aan de Mienterglop nog niet in gebruik was genomen. Voorts waren de metingen niet specifiek gericht op het aantal vrachtwagens en zijn deze bovendien verricht in een bocht van de weg waar het verkeer in snelheid afneemt. Deze metingen zijn derhalve niet representatief voor de daadwerkelijke situatie.
Verder heeft het college zich in een brief van 15 december 2009 en een besluit van 21 december 2009 op het standpunt gesteld dat ontsluiting van het bedrijventerrein gelegen aan de Mienterglop niet dient te verlopen via de Mienterglop. In weerwil hiervan is het college in het verkeersbesluit wel uitgegaan van ontsluiting van het bedrijventerrein op de Mienterglop. Door het verkeersbesluit wordt niet voorkomen dat vrachtverkeer vanuit het noorden en het zuiden over de Mienterglop van en naar dit bedrijventerrein kan rijden. Het verkeersbesluit is derhalve genomen in strijd met eerdere besluitvorming en is ondoelmatig. Bovendien wordt het inrijverbod door vrachtwagenchauffeurs genegeerd, aldus [appellant] en anderen.
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 oktober 2012 in zaak nr.
201105657/1/A3) komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de begrippen 'veiligheid op de weg', 'bruikbaarheid (van de weg)' en 'vrijheid van het verkeer'. Voorts is het aan het college om de verschillende belangen die betrokken moeten worden bij het nemen van een dergelijk besluit tegen elkaar af te wegen om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de Wvw vermelde belangen het nemen van welke verkeersmaatregel vergen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of de uitleg die het bestuur aan voormelde begrippen heeft gegeven, de grenzen van redelijke wetsuitleg te buiten gaat, of het besluit niet anderszins in strijd is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat het college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
4.2.    Het college heeft het verkeersbesluit genomen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op en de bruikbaarheid van de weg en het beschermen van weggebruikers. Ter motivering daarvan heeft het college in het verkeersbesluit vermeld dat de Mienterglop is gelegen in het buitengebied in een zone waar de maximum toegestane snelheid 60 km per uur is. De Mienterglop is drie meter breed en is ingericht voor bestemmingsverkeer. De Mienterglop wordt soms gebruikt als sluiproute. Aan de Ruigendijk en direct grenzend aan de Mienterglop is bedrijventerrein Nollekoog gelegen, dat een verkeersaantrekkende werking heeft. Voorts is er een uitweg gelegen aan de Mienterglop vanaf een bedrijventerrein met een te realiseren bedrijfsverzamelgebouw. Vrachtwagens die dit bedrijventerrein als bestemming hebben kunnen worden toegestaan, echter het is volgens het college gewenst om verder vrachtverkeer op de Mienterglop te weren. Hierdoor blijft de weg veiliger en wordt schade aan de bermen beperkt, aldus het college. Op 16 augustus 2010 heeft de overleggroep verkeerszaken Texel, waarvan de politie Texel deel uitmaakt, positief geadviseerd ten aanzien van dit verkeersbesluit.
Bij het besluit op bezwaar van 28 juni 2011 heeft het college gemotiveerd waarom het op verschillende punten van het advies van de bezwarencommissie afwijkt. Naar aanleiding van dit advies is de motivering van het verkeersbesluit aangevuld met een verslag van metingen die op de Mienterglop zijn verricht van het aantal verkeersbewegingen en de snelheid waarmee wordt gereden. Uit dit verslag volgt dat op de Mienterglop gemiddeld 444 verkeersbewegingen per etmaal plaatsvinden en dat nauwelijks te hard wordt gereden. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze berekening van de gemiddelde etmaalwaarde onjuist is. Het college heeft zich voorts op het standpunt mogen stellen dat specifieke metingen ten aanzien van het aantal vrachtwagens niet nodig waren, aangezien het aantal verkeersbewegingen van vrachtwagens op de Mienterglop reeds was beperkt door het bij het verkeersbesluit voor vrachtwagens ingestelde verbod. Verder hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat, indien de metingen op een andere plek op de weg of op andere momenten hadden plaatsgevonden, de uitkomst hiervan wezenlijk anders zou zijn geweest. Bovendien is ter zitting naar voren gekomen dat het bedrijfsverzamelgebouw op het bedrijventerrein aan de Mienterglop ten tijde van de metingen al wel in gebruik was voor onder meer de opslag van materialen ten behoeve van strandtenten. Voorts worden volgens het college normaliter reeds in april strandtenten opgebouwd en in gebruik genomen, waardoor niet kan worden gezegd dat de metingen, die in april, mei en juni 2011 hebben plaatsgevonden en waaruit volgt dat het aantal verkeersbewegingen op de Mienterglop beperkt is, in het laagseizoen hebben plaatsgevonden. De Afdeling acht dit niet onaannemelijk.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college ervan heeft mogen uitgaan dat, met het vragen van advies aan de overleggroep verkeerszaken Texel en met het verrichten van de metingen, voldoende onderzoek is verricht. Gelet hierop voldoet het bij besluit op bezwaar van 28 juni 2011 aangevulde verkeersbesluit aan de vereisten van artikel 21 van het Babw in samenhang gelezen met artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994. Voorts is voldaan aan het bepaalde in artikel 24, aanhef en onder a, van het Babw. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat dit besluit is genomen in strijd met wettelijke voorschriften.
4.3.    De rechtbank heeft voorts terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college bij het nemen van het in geding zijnde verkeersbesluit niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van onder meer [appellant] en anderen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het college in zijn verweerschrift en ter zitting heeft opgemerkt dat met het instellen van het inrijverbod voor vrachtverkeer op de Mienterglop tussen de Kamperfoelieweg en de uitweg van het bedrijventerrein aan de Mienterglop de sluiproute voldoende wordt onderbroken. Direct na deze uitweg is een verkeersbord geplaatst van het model C7 van bijlage 1 van het RVV 1990 "gesloten voor vrachtauto's". Door middel van een verkeersbord op de hoek met de Ruigendijk wordt hiervoor gewaarschuwd. Aan de zijde van de Kamperfoelieweg is eveneens een verkeersbord van genoemd model geplaatst met een onderbord "uitgezonderd bestemmingsverkeer". Vrachtverkeer dat het bedrijventerrein aan de Mienterglop als bestemming heeft, mag derhalve vanaf de Kamperfoelieweg de Mienterglop op rijden, maar mag komend van het bedrijventerrein uitsluitend richting de Ruigendijk de weg vervolgen. Overig vrachtverkeer is niet toegestaan, behoudens bestemmingsverkeer. Mede gelet op het beperkt aantal verkeersbewegingen op de Mienterglop heeft het college in redelijkheid het genomen verkeersbesluit voldoende kunnen achten teneinde de veiligheid te verzekeren, de bruikbaarheid van de weg te waarborgen en weggebruikers te beschermen. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat het verkeersbesluit ondoelmatig is. Anders dan [appellant] en anderen aanvoeren, geven de brief van het college van 15 december 2009 en het besluit van het college van 21 december 2009 voorts geen blijk van een tegenstrijdige besluitvorming, nu deze geen betrekking hebben op de bestaande ontsluiting van het bedrijventerrein op de Mienterglop, maar op een nieuwe uitweg vanaf het bedrijventerrein.
Dat vrachtwagenchauffeurs volgens [appellant] en anderen het inrijverbod negeren, betreft een handhavingsaspect dat in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Gelet op de uitleg van het college en op hetgeen [appellant] en anderen verder in hoger beroep naar voren hebben gebracht, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de afweging van de bij het verkeersbesluit betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het college niet in redelijkheid tot het in bezwaar aangevulde verkeersbesluit heeft kunnen komen. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat dit verkeersbesluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra    w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
97-741.