ECLI:NL:RVS:2012:BY4460

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109816/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan N223 Westerlee-Maasdijk en geluidshinder

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "N223 Westerlee-Maasdijk" dat op 21 juni 2011 door de raad van de gemeente Westland is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in Maasdijk, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 juni 2012 ter zitting behandeld. De appellanten vrezen dat het plan leidt tot onaanvaardbare geluidhinder, vooral vanwege de nabijheid van hun woningen aan de nieuwe verbindingsweg N223 en het turboverkeersplein Maasdijk. De appellanten hebben aangevoerd dat de geluidbelasting van 56 dB ter plaatse van hun woningen niet aanvaardbaar is, terwijl de voorkeursgrenswaarde 48 dB bedraagt. De raad heeft echter hogere waarden vastgesteld, die in overeenstemming zijn met een akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de geluidbelasting aanvaardbaar is, gezien de maatregelen die zijn getroffen om de geluidshinder te beperken.

Daarnaast hebben de appellanten betoogd dat het plan geen integraal beeld biedt van de toekomstige situatie, omdat er onduidelijkheden zijn over de aanleg van een tunnel onder de Nieuwe Waterweg en de ontwikkeling van het bedrijventerrein Honderdland. De Afdeling oordeelt dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze ontwikkelingen ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet concreet genoeg waren om in het bestemmingsplan te worden opgenomen.

De Afdeling heeft de beroepen van beide appellanten ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 28 november 2012.

Uitspraak

201109816/1/R4.
Datum uitspraak: 28 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Maasdijk, gemeente Westland,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Maasdijk, gemeente Westland,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "N223 Westerlee-Maasdijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2012, waar [appellant sub 1], [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. E.U.H. van de Schepop, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, A.A.J. Weisscher, G. Ravensbergen, M.A. van Aacen en A. Boer, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het college, vertegenwoordigd door mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, als partij gehoord.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan voorziet in het veranderen van het knooppunt Westerlee tot een turboverkeersplein, een nieuw aan te leggen wegverbinding tussen de N220 (Maasdijk) en de A20, een nieuw turboverkeersplein Maasdijk en bijbehorende aanpassingen aan lokale wegen, waaronder aansluitingen op de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland en de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein Honderdland.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. [appellant sub 1] vreest dat het plan leidt tot geluidhinder ter plaatse van de achterzijde van zijn woning aan de [locatie 1] te Maasdijk. In dit verband wijst [appellant sub 1] erop dat het terras ligt aan de achterzijde van zijn woning. Hij voert aan dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte rekening is gehouden met de afschermende werking van de kassen die aan de achterzijde van zijn woning staan. Volgens [appellant sub 1] zullen deze kassen worden afgebroken. Voorts voert hij aan dat een geluidbelasting van 56 dB ter plaatse van zijn woning niet aanvaardbaar is nu de voorkeursgrenswaarde 48 dB bedraagt.
2.1. Ingevolge artikel 74, eerste lid, aanhef, onder b en onder 1º, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) heeft een weg in buitenstedelijk gebied, bestaande uit vijf of meer rijstroken, een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot 600 m aan weerszijden van de weg.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, voor zover hier van belang, worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, worden in afwijking van het eerste lid bij de vaststelling van een bestemmingsplan hogere waarden in acht genomen voor zover met toepassing van artikel 83 of 100a voor de vaststelling van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, voor zover hier van belang, wordt bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar:
a. de geluidbelasting die door woningen binnen de zone vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidbelasting beperken;
b. de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidbelasting van de onder a bedoelde woningen de waarden die ingevolge artikel 82 of artikel 100 als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.
Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, heeft indien wordt overwogen toepassing te geven aan artikel 83 of 100a, het akoestisch onderzoek tevens betrekking op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
Ingevolge het derde lid, voor zover hier van belang, wordt indien de vaststelling van het bestemmingsplan betrekking heeft op de reconstructie van een weg, tevens akoestisch onderzoek ingesteld naar de heersende waarde.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voor zover hier van belang, is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, voor zover hier van belang, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, voor zover hier van belang, kan bij de toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied die reeds aanwezig zijn, voor de toekomstige geluidbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 58 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 100 is behoudens het tweede en derde lid de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone 48 dB.
Ingevolge artikel 100a, eerste lid, aanhef onder a, voor zover hier van belang, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel van woningen een hogere waarde dan de ingevolge artikel 100 geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan.
2.2. Ten behoeve van het plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Actualisatie akoestisch onderzoek N223, Verbinding A20 - N220 Westerlee-Maasdijk' van 24 november 2010 van Goudappel Coffeng (hierna: geluidrapport).
2.3. Uit het geluidrapport volgt dat de geluidbelastingen op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzones van de betrokken wegen zijn berekend. In dit verband volgt uit bijlage 6 van het geluidrapport dat bij de berekening van de geluidbelasting voor de woning aan de [locatie 1] te Maasdijk is uitgegaan van de situatie dat de kassen aan de achterzijde van de woning zijn verwijderd. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.
2.4. De woning aan de [locatie 1] te Maasdijk ligt binnen de geluidzone van de nieuwe verbindingsweg N223 en de geluidzones van meerdere te reconstrueren wegen. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting berekend voor een waarneempunt op de voor- onderscheidenlijk achterzijde van de woning. Uit het geluidrapport blijkt dat ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de nieuwe verbindingsweg N223 en ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de te reconstrueren Burgemeester Elsenweg N213 de voorkeursgrenswaarden van 48 dB worden overschreden ter plaatse van de achterzijde van de woning aan de [locatie 1] te Maasdijk. Gelet op deze overschrijdingen zijn voorafgaand aan de vaststelling van het plan voor deze woning bij besluit van 20 juni 2011 hogere waarden van 56 dB respectievelijk 52 dB vastgesteld. [appellant sub 1] heeft tevens beroep ingesteld tegen dat besluit. Bij uitspraak van 28 november 2012 in zaak nr.
201108191/1/R4heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellant sub 1] tegen dat besluit ongegrond verklaard. Uit dat besluit volgt dat ten aanzien van de vastgestelde hogere waarden is aangesloten bij de uit het akoestisch onderzoek naar voren gekomen waarden voor de geluidbelasting van de woning vanwege de wegen met toepassing van maatregelen. Derhalve is aannemelijk dat aan de bij dit besluit vastgestelde hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de woning wordt voldaan. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid een dergelijke geluidbelasting aanvaardbaar heeft kunnen achten. Daarbij wordt van belang geacht dat de geluidbelasting ter plaatse van de voorzijde van de woning ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Oranjesluisweg zal afnemen van 57 dB naar 46 dB als gevolg van het plan. Ten aanzien van de aangevoerde omstandigheid dat het terras aan de achterzijde van de woning ligt, overweegt de Afdeling dat de raad zich gelet op de vastgestelde hogere waarden voor de achtergevel van de woning en de ligging van het terras aangrenzend aan de woning in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op het terras geen onaanvaardbare hinder te verwachten valt.
3. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
4. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van [appellanten sub 2]
5. [appellanten sub 2] betogen dat het plan geen integraal beeld biedt van de toekomstige situatie nu nog onduidelijkheden bestaan omtrent de aanleg van een tunnel onder de Nieuwe Waterweg, de ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland, de inrichting van gemeentelijke wegen en het autoluw maken van de Maasdijk-Zuid.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ten tijde van de vaststelling van het plan de ontwikkeling van een tunnel onder de Nieuwe Waterweg en de ontwikkeling van bedrijventerrein Honderdland nog niet zodanig concreet waren dat deze ontwikkelingen bij het plan konden worden betrokken. [appellanten sub 2] hebben het standpunt van de raad niet gemotiveerd weersproken. De Afdeling ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze ontwikkelingen niet bij de voorbereiding van het plan behoefden te worden betrokken. Hetgeen ter zitting naar voren is gebracht over een alternatief plan betreffende de Maasdijk, doet niet ter zake, nu dit ziet op een ontwikkeling van na het nemen van het bestreden besluit.
Wat betreft de inrichting van gemeentelijke wegen volgt uit de verbeelding, de regels en de toelichting op het plan op welke wijze de in het plan voorziene wegen zullen worden ingericht. Voorts is in de toelichting van het plan vermeld dat de Maasdijk-Zuid autoluw wordt gemaakt doordat de weg wordt losgekoppeld en niet langer is aangesloten op de N223. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat onduidelijkheden bestaan ten aanzien van de inrichting van gemeentelijke wegen en het autoluw maken van de Maasdijk-Zuid en het plan in zoverre geen integraal beeld biedt van de toekomstige situatie.
6. [appellanten sub 2] betogen dat het plan leidt tot een verslechtering van hun woongenot, doordat hun woning aan de [locatie 2] te Maasdijk aan drie zijden zal worden omsloten door wegen. Zij voeren aan dat de geluidoverlast vanwege het wegverkeer zal toenemen, doordat de nieuwe verbindingsweg N223 en het turboverkeersplein Maasdijk dichtbij hun woning zullen worden aangelegd. Daartoe wijzen zij op het afremmend en optrekkend verkeer op het turboverkeersplein. In dit verband pleiten zij ervoor dat de afslag op het turboverkeersplein naar het bedrijventerrein Honderdland 30 m wordt verlegd, zodat het verkeer niet direct achter hun woning langsrijdt. Volgens [appellanten sub 2] dient ter plaatse van hun woning een geluidscherm te worden geplaatst. Zij stellen dat een geluidscherm inpasbaar en noodzakelijk is nu voor hun woning een hogere waarde is vastgesteld. In dit verband verwijzen zij naar hun beroepschrift tegen het besluit van 20 juni 2011 waarbij hogere waarden zijn vastgesteld. Voorts voeren zij aan dat de realisatie van het plan zal leiden tot een toename van fijn stof.
6.1. De woning aan de [locatie 2] te Maasdijk ligt binnen de geluidzone van de nieuwe verbindingsweg N223 en de geluidzones van meerdere te reconstrueren wegen. Ten behoeve van het plan is onderzoek verricht naar de geluidbelasting ten gevolge van de voorziene ontwikkelingen op onder meer de woning van [appellanten sub 2]. Uit het geluidrapport blijkt dat ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de nieuwe verbindingsweg N223 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ter plaatse van de woning aan de Maasdijk 2 te Maasdijk. Gelet op deze overschrijding is voorafgaand aan de vaststelling van het plan voor deze woning bij besluit van 20 juni 2011 een hogere waarde van 56 dB vastgesteld. [appellanten sub 2] hebben tevens beroep ingesteld tegen dat besluit. Bij uitspraak van 28 november 2012 in zaak nr.
201108191/1/R4heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellanten sub 2] tegen dat besluit ongegrond verklaard. Voor zover de bezwaren van [appellanten sub 2] zijn gericht tegen de vaststelling van de hogere waarde zien deze niet op het plan en zijn in zoverre in deze procedure niet aan de orde.
Uit het besluit van 20 juni 2011 volgt dat ten aanzien van de vastgestelde hogere waarde is aangesloten bij de uit het akoestisch onderzoek naar voren gekomen waarde voor de geluidbelasting van de woning vanwege de weg met toepassing van een geluidscherm langs de noordelijke rijbaan van de nieuwe verbindingsweg N223 in combinatie met geluidreducerend asfalt. Derhalve is aannemelijk dat aan de bij dit besluit vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de woning wordt voldaan.
Voor zover [appellanten sub 2] ervoor pleiten dat de afslag op het turboverkeersplein Maasdijk naar het bedrijventerrein Honderdland 30 m wordt verlegd vanwege het verkeer op de nieuwe aansluitingsweg naar het bedrijventerrein, heeft de raad ter zitting toegelicht dat dit niet mogelijk is. Volgens de raad zou door verlegging van de afslag namelijk rechtdoor kunnen worden gereden op het turboverkeersplein, hetgeen leidt tot een verkeersonveilige situatie. [appellanten sub 2] hebben dit niet gemotiveerd bestreden. Uit de toelichting op het plan volgt dat nog onbekend is hoe de aansluiting vorm wordt gegeven en dat in het kader van het daarvoor vast te stellen bestemmingsplan aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Het onderhavige plan maakt alleen de afslag op het turboverkeersplein Maasdijk naar het bedrijventerrein Honderdland mogelijk.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor een onaanvaardbare geluidbelasting ter plaatse van de woning aan de [locatie 2] te Maasdijk niet behoeft te worden gevreesd.
6.2. Wat betreft de luchtkwaliteit overweegt de Afdeling dat in opdracht van de provincie Zuid-Holland onderzoek is gedaan naar de te verwachten gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit ter plaatse. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Onderzoek luchtkwaliteit N233 verbinding A20-N220 Westerlee-Maasdijk' van 23 december 2010 van Goudappel Coffeng. Uit dit rapport volgt dat de concentratie fijn stof als gevolg van het plan licht toeneemt, maar dat de jaargemiddelde concentratie fijn stof onder de in de Wet milieubeheer neergelegde norm van 40 μg/m3 blijft en dat het aantal dagen met een overschrijding van de etmaalgemiddelde concentratie fijn stof, maximaal 35 dagen, niet wordt overschreden. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de Wet milieubeheer niet aan vaststelling van het plan in de weg staat.
7. [appellanten sub 2] voeren aan dat ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen hun woning minder goed bereikbaar zal zijn. Zij vrezen te moeten omrijden. Voorts vrezen zij sluipverkeer op de Maasdijk. Volgens hen dient de Maasdijk vanaf hun woning tot aan het turboverkeersplein Maasdijk te worden afgesloten. Zij willen daarvoor in de plaats een aansluiting vanaf de Maasdijk op de nieuwe verbindingsweg via het bedrijventerrein Honderdland naar de tunnel bij Westerlee.
7.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de afstand die [appellanten sub 2] moeten afleggen om hun woning te bereiken weliswaar groter zal zijn dan in de voorgaande situatie, maar dat voor hun woning de huidige verbindingen van en naar het dorp Maasdijk niet veranderen, Naaldwijk via de ontsluitingsweg op het bedrijventerrein Honderdland en de tunnel ten westen van het knooppunt Westerlee bereikbaar is en de Maasdijk-Zuid wordt aangesloten op de bestaande Pettendijk. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid bij de afweging van belangen meer gewicht kunnen toekennen aan het algemeen belang van een goede verkeersontsluiting van het knooppunt Westerlee-Maasdijk dan aan het belang van [appellanten sub 2] bij het niet hoeven omrijden.
Voor zover zij vrezen voor sluipverkeer op de Maasdijk volgt uit de toelichting op het plan dat de Maasdijk ten zuiden van de N223 wordt losgekoppeld en niet langer is aangesloten op de N223. De Maasdijk is hierdoor hoofdzakelijk bedoeld voor bestemmingsverkeer. Uit de resultaten van het verkeersmodel blijkt dat dit in de toekomst leidt tot een sterke afname van de verkeersintensiteiten op de Maasdijk-Zuid. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor sluipverkeer niet behoeft te worden gevreesd en het afsluiten van de Maasdijk niet nodig is.
8. [appellanten sub 2] voeren aan dat als gevolg van de realisatie van het plan hun woning in waarde zal dalen.
8.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellanten sub 2] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
9. In hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
10. Het beroep van [appellanten sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2012
375-625.