ECLI:NL:RVS:2012:BY5068

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201208114/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • C.C.V. Fenwick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Eperweg 21 te Nunspeet

Op 31 mei 2012 heeft de raad van de gemeente Nunspeet het bestemmingsplan "Eperweg 21" vastgesteld, waarbij de bestemming van gronden aan de Eperweg 21 werd gewijzigd van "Bijzondere Doeleinden" naar "Kantoor". Tegen dit besluit heeft verzoeker, wonend te Nunspeet, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 31 oktober 2012 ter zitting behandeld. Verzoeker, bijgestaan door mr. L. Bolier, betoogde dat het voorziene parkeerterrein, dat direct grenst aan zijn perceel, hinder zou veroorzaken door geluid, geur en licht. Hij stelde dat er ten onrechte geen groene afscherming is voorzien en dat het onderzoek naar beschermde soorten ondeugdelijk is. De raad, vertegenwoordigd door A.M. Kleine Staarman en ir. R.P.R. Klerks, verdedigde het bestemmingsplan en de noodzaak van het parkeerterrein.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat de gevolgen van het parkeerterrein voor het woon- en leefklimaat van verzoeker niet zodanig onevenredig zijn dat dit aanleiding geeft tot schorsing van het plan. De voorzitter wees erop dat er ruimte is voor circa 11 parkeerplaatsen en dat er in de plantoelichting is voorzien in een afscherming. Ook werd opgemerkt dat de bestemming "Kantoor" mogelijkheden biedt voor een groene afscherming, hoewel deze niet gegarandeerd is.

Verder werd het onderzoek naar beschermde soorten besproken, waarbij de voorzitter concludeerde dat er geen sporen van strikt beschermde soorten zijn aangetroffen. Verzoeker had een foto overgelegd waaruit zou blijken dat eekhoorns aanwezig zijn, maar de voorzitter oordeelde dat dit niet voldoende was om het plan te schorsen. De voorzitter concludeerde dat de raad bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen de juiste uitgangspunten heeft gehanteerd en dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

De beslissing werd op 26 november 2012 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter het verzoek afwees en geen proceskostenveroordeling oplegde.

Uitspraak

201208114/2/R2.
Datum uitspraak: 26 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Nunspeet,
en
de raad van de gemeente Nunspeet,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Eperweg 21" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. L. Bolier, en de raad, vertegenwoordigd door A.M. Kleine Staarman en ir. R.P.R. Klerks, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord de stichting Stichting Interakt Contour Groep, vertegenwoordigd door C.H. de Groot.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een wijziging van de bestemming van gronden aan de Eperweg 21 van "Bijzondere Doeleinden" naar "Kantoor".
3.    Het verzoek van [verzoeker] is ingegeven vanwege het voorziene gebruik van een gedeelte van de gronden voor parkeerterrein, welk gedeelte grenst aan de achterzijde van het perceel van [verzoeker].
4.    [verzoeker] stelt dat nu het voorziene parkeerterrein direct grenst aan zijn perceel, sprake zal zijn van hinder in verband met geluid, geur en licht. Er is volgens [verzoeker] ten onrechte niet voorzien in een groene afscherming met zijn perceel zoals dat elders binnen het bestemmingsvlak door middel van de bestemming "Groen" wel het geval is. Daarbij acht [verzoeker] het onaanvaardbaar dat de door hem als bosgebied gekwalificeerde gronden zullen moeten wijken voor de aanleg van het parkeerterrein. Hij stelt dat in het gebied wel degelijk eekhoorns voorkomen en dat het onderzoek dat is verricht naar de beschermde soorten in het gebied dan ook ondeugdelijk is.
Voorts betwist [verzoeker] dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op het terrein. Bij de berekening is uitgegaan van de zogenoemde CROW-normen maar daarbij is volgens [verzoeker] ten onrechte niet het bruto vloeroppervlak (hierna: het bvo) van de kelderverdieping betrokken, die volgens [verzoeker] ook geschikt is om ten behoeve van kantoor te worden gebruikt. Voorts is volgens [verzoeker] uitgegaan van een onjuist aantal verkeersbewegingen bij gebruik van het parkeerterrein in de weekenden, wordt de omgeving ten onrechte gekwalificeerd als "schil- overloopgebied" en is in de berekening ten onrechte geen rekening gehouden met een aandeel bezoekers van het kantoor.
5.    De invulling van het terrein bestaat thans, zo is ter zitting toegelicht, uit begroeiing, bestaande uit onder meer bomen. Voorts is ter zitting toegelicht dat op het achterterrein ruimte bestaat voor circa 11 parkeerplaatsen en dat voor de aanleg ervan de thans aanwezige begroeiing zal worden verwijderd. Weliswaar zal als gevolg van de ingebruikname van de gronden als parkeerterrein het zicht op het groen vanuit de woning van [verzoeker] verdwijnen en is niet uitgesloten dat sprake kan zijn van enige overlast als gevolg van verkeersbewegingen, maar de voorzitter ziet op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat deze gevolgen in het kader van het woon- en leefklimaat voor [verzoeker] zodanig onevenredig zijn dat dit noopt tot schorsing van het plan. Hierbij betrekt de voorzitter dat ter zitting is toegelicht dat op het achterterrein ruimte bestaat voor circa 11 parkeerplaatsen, dat in de plantoelichting staat dat op de perceelgrens met [verzoeker] zal worden voorzien in een afscherming en dat op grond van de tuinbestemming ingevolge het vorige plan evenmin was verzekerd dat de aanwezige begroeiing zou worden gehandhaafd.
Weliswaar is ter plaatse van het perceel van [verzoeker] niet voorzien in de bestemming "Groen", maar op grond van de bestemming "Kantoor" bestaat eveneens de mogelijkheid voor een groene afscherming, zij het dat de aanleg ervan niet als zodanig is verzekerd. De voorzitter acht het op voorhand niet onaanvaardbaar dat tussen het plangebied en het perceel van [verzoeker] niet is voorzien in de bestemming "Groen". De raad heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat deze bestemming niet is voorzien ter afscherming van de aangrenzende woonpercelen maar dat ter plaatse waar deze bestemming is gelegd, waardevolle bomen aanwezig zijn die specifiek zijn bestemd.
Voor zover [verzoeker] erop wijst dat in de planregels is bepaald dat de gronden met de bestemming "Kantoor" tevens kunnen worden gebruikt voor parkeren voor derden, hetgeen betrekking heeft op de mogelijkheid dat het parkeerterrein in de weekenden openbaar toegankelijk is, wordt overwogen dat, daargelaten de vraag of de Stichting Interakt Contour Groep hieraan als eigenares van de gronden wenst mee te werken, dit er naar het oordeel van de voorzitter op voorhand evenmin toe noopt het plan op dit punt te schorsen gelet op het beperkte aantal parkeerplaatsen en de mogelijkheid om door middel van het treffen van maatregelen, zoals het plaatsen van een erfafscheiding, de hinder te beperken.
6.    Ten behoeve van het plan is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) en de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de "Quick scan flora en fauna" van 17 oktober 2011. De conclusie van dit onderzoek is dat in het plangebied geen sporen, individuen of vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten zijn aangetroffen. Bij het beroepschrift heeft [verzoeker] echter een foto bijgevoegd waaruit volgens hem blijkt dat in het gebied wel degelijk eekhoorns aanwezig zijn. Daargelaten evenwel de vraag of de Quick scan op dit punt deugdelijk is uitgevoerd, heeft [verzoeker] niet betwist dat indien vanwege de aanwezigheid van eekhoorns in het gebied een ontheffing in het kader van de Ffw is vereist deze niet kan worden verleend, zodat in zoverre de Ffw aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Gelet hierop komt het plan op dit punt naar het oordeel van de voorzitter evenmin voor schorsing in aanmerking.
7.    Voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen op het parkeerterrein heeft de raad gebruik gemaakt van de aanbevelingen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, water-, wegenbouw- en verkeerstechniek (hierna: de CROW. Volgens de raad volgt uit de berekening dat op het terrein dient te worden voorzien in minimaal 32 parkeerplaatsen en maximaal 44 parkeerplaatsen en wordt in het plan voorzien in 38 parkeerplaatsen. Daarbij is uitgegaan van een bvo van 2100 m². Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzitter voorshands niet aannemelijk geworden dat de raad bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten. Ter zitting is van de zijde van Stichting Interakt Contour Groep uitvoerig toegelicht dat de kelderverdieping niet geschikt is voor gebruik ten behoeve van kantoor. Voorts is de voorzitter niet gebleken dat het gebruik van de kelderruimte anderszins extra parkeerbehoefte genereert. Verder heeft de raad aan de hand van een kaart van het gebied toegelicht waarom het plangebied kan worden gekwalificeerd als "schil-overloopgebied" als bedoeld in de aanbevelingen van de CROW. De voorzitter acht deze uitleg van de raad op voorhand niet onjuist. Voorts acht de voorzitter de toepassing van een parkeernorm van 1,5 tot 2,1 parkeerplaatsen per 100 m² bvo voor een kantoor zonder baliefunctie evenmin op voorhand onjuist.
8.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Slump    w.g. Fenwick
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2012
608.