201200287/1/A4.
Datum uitspraak: 5 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Haarlem,
2. [appellant sub 2], wonend te Haarlem,
3. [appellant sub 3], wonend te Haarlem,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 10 mei 2011 heeft het college de locatie ZO.102, zoals aangegeven op de bij het besluit behorende locatiekaart, aangewezen als locatie voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval.
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college de hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2012, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. H. Martens, en [appellant sub 3] en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Laros-van der Jagt, J. Koelemeij en B. Koster, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuur kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend.
2. [appellant sub 2] heeft bij e-mail van 31 augustus 2011, gericht aan een ambtenaar van de gemeente Delft, bezwaar gemaakt tegen de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers in de Stuverstraat. Voor zover [appellant sub 2] hiermee heeft beoogd bezwaar te maken tegen het besluit van 10 mei 2011 overweegt de Afdeling het volgende.
Het college heeft niet kenbaar gemaakt dat de elektronische weg openstaat voor het indienen van een bezwaarschrift. Verder is de e-mail eerst na afloop van de termijn voor het maken van bezwaar verzonden. Gelet hierop heeft [appellant sub 2] niet op de voorgeschreven wijze bezwaar gemaakt. Niet is gebleken dat [appellant sub 2] dit redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.
3. [appellant sub 3] heeft tegen het besluit van 10 mei 2011 geen bezwaar gemaakt. Anders dan hij betoogt kan zijn brief van 1 mei 2011 niet worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen de aanwijzing van de locatie ZO.102. Uit die brief blijkt immers dat deze uitsluitend is gericht tegen de aanwijzing van de locatie ZO.05 als ondergrondse inzamelvoorziening. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het niet maken van bezwaar hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Het beroep van [appellant sub 3] is niet-ontvankelijk.
4. De aangewezen locatie ZO.102 bevindt zich op de Stuverstraat nabij de hoek met de Nicolaas van der Laanstraat, naast het perceel Nicolaas van der Laanstraat 6. Op deze locatie worden twee ondergrondse containers geplaatst voor het inzamelen van huisvuil.
5. [appellant sub 1] betoogt dat de aanwijzing van de locatie ZO.102 niet past binnen het beleid van het college. Hij stelt daartoe dat een boom moet worden gekapt en dat een aantal parkeerplaatsen zal verdwijnen zonder dat nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De parkeerdruk in de Stuverstraat zal volgens hen toenemen, waardoor de bereikbaarheid van de containers in het gedrang komt. Daar komt bij dat de Stuverstraat een korte en smalle straat is en dat aan de andere zijde van de straat ook al een ondergrondse container is geplaatst. Volgens [appellant sub 1] zijn de containers niet evenredig in de wijk verdeeld. Hij voert aan dat er alternatieve locaties zijn, zoals de Coltermanstraat en de Garenkokerskade, die meer geschikt zijn voor de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers.
5.1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Haarlem kan het college aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
5.2. Ten behoeve van de locatiekeuze voor ondergrondse afvalcontainers in Haarlem heeft het college de nota "Procedure invoering ondergrondse inzameling restafval" (hierna: de nota) vastgesteld.
In de nota wordt vermeld op welke wijze de gemeente invulling geeft aan invoering van de ondergrondse inzameling van huishoudelijk afval. Volgens de nota dient bij de plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer rekening te worden gehouden met een aantal randvoorwaarden. Deze betreffen de loopafstand, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, ondergrondse obstakels, parkeerplaatsen, bomen, inpassing in de openbare ruimte en overige ruimtelijke aspecten.
5.3. Gebleken is dat de plaatsing van de containers op de locatie Z0.102 ten koste gaat van parkeerruimte voor 1 à 2 auto's. Volgens de nota moet bij de locatiebepaling rekening worden gehouden met parkeergelegenheid. Bestaande parkeerplaatsen dienen zoveel als mogelijk behouden te blijven. Indien er geen andere mogelijkheid is dan het opheffen van een parkeerplaats moet in beginsel in de omgeving een nieuwe parkeerplaats komen, aldus de nota. In de nota is vervolgens vermeld dat dit in sommige gevallen niet mogelijk blijkt te zijn.
Het college heeft onweersproken te kennen gegeven dat het realiseren van vervangende parkeergelegenheid in de buurt niet mogelijk is. Het in de nota neergelegde beleid verzet zich op dit punt niet tegen de bestreden aanwijzing.
5.4. Vast staat dat op de locatie Z0.102 een boom moet worden gekapt ten behoeve van de plaatsing van de containers. Volgens de nota moet het verwijderen van bomen waarvoor geen vergunning nodig is, zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien dit toch noodzakelijk is, zal groencompensatie in de (directe) omgeving plaatsvinden, aldus de nota.
Het college heeft onweersproken gesteld dat voor de kap van de boom geen vergunning nodig is. Verder heeft het college te kennen gegeven dat een herplantplicht is opgelegd. Gelet hierop is de bestreden aanwijzing op dit punt niet in strijd met het in de nota neergelegde beleid.
5.5. Het college heeft over de voorgestelde alternatieve locaties op de Coltermanstraat en Garenkokerstraat onweersproken gesteld dat de loopafstanden tot deze locaties meer bedragen dan de in de nota opgenomen maximale afstand van 125 meter. Aanwijzing van een van deze locaties zou aldus strijdig zijn met het in de nota neergelegde beleid. Andere alternatieve locaties zijn volgens het college evenmin geschikt vanwege de situering naast een zijgevel met ramen en slaapkamer dan wel vanwege gebrek aan ruimte door kabels en leidingen. Het college stelt dat de locatie ZO.102, die zich aan een blinde zijgevel bevindt, aan de vereisten voldoet. Dat in de Stuverstraat al een andere locatie voor inzameling van huishoudelijk afval is aangewezen, maakt dat niet anders. Het college wijst er daarbij op dat in een andere, nabijgelegen straat geen geschikte locatie beschikbaar is. Verder voorziet de bestreden aanwijzing in de plaatsing van twee containers omdat, naar het college stelt, één container niet voldoende is voor de inzameling van het afval van ongeveer 90 huishoudens. Verder stelt het college dat ten behoeve van de bereikbaarheid speciale inzamelwagens worden gebruikt.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de hierboven weergegeven beoordeling van het college.
5.6. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot aanwijzing van locatie ZO.102 als locatie voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk afval.
6. De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn niet-ontvankelijk. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012