ECLI:NL:RVS:2012:BY5092

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200513/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval

In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door een appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Het college had op 10 mei 2011 een locatie aangewezen voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval. De appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft later beroep ingesteld nadat het college op 29 november 2011 de bezwaren ongegrond verklaarde. De appellante betoogde dat haar beroep ontvankelijk was omdat zij door de bezwaaradviescommissie als bezwaarmaker was gehoord en haar echtgenoot, die wegens ziekte niet in staat was om zelf beroep in te stellen, bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde echter dat de appellante geen machtiging had overgelegd om namens haar echtgenoot op te treden en dat de ziekte van haar echtgenoot geen reden was om het beroep als ontvankelijk te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat de appellante redelijkerwijs verweten kon worden dat zij geen bezwaar had gemaakt en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin, op 5 december 2012.

Uitspraak

201200513/1/A4.
Datum uitspraak: 5 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Haarlem,
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2011 heeft het college de locatie ZO.102, zoals aangegeven op de bij het besluit behorende locatiekaart, aangewezen als locatie voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval.
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college heeft de hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2012, waar [appellante], bijgestaan door mr. W. Visser en [echtgenoot], en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Laros-van der Jagt, J. Koelemeij, B. Koster, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
2.    [appellante] heeft tegen het besluit van 10 mei 2011 geen bezwaar gemaakt.
3.    [appellante] betoogt dat het beroep niettemin ontvankelijk is. Zij stelt daartoe dat zij door de bezwaaradviescommissie als bezwaarmaker is gehoord. Verder wijst zij erop dat haar [echtgenoot] bezwaar heeft gemaakt. Hij kon echter wegens ziekte geen beroep instellen. [appellante] heeft daarom via de rechtsbijstandsverzekering mede ter behartiging van zijn belangen beroep ingesteld.
3.1.    [appellante] heeft het beroep niet mede namens [echtgenoot] ingesteld. Een machtiging daartoe is ook niet overgelegd. De ziekte van [echtgenoot] kan niet gelden als een omstandigheid op grond waarvan het beroep niettemin zou moeten worden aangemerkt als te zijn ingesteld door [echtgenoot].
Verder staat vast dat [appellante] geen bezwaar heeft gemaakt. Dat [appellante] door de bezwaaradviescommissie is aangemerkt als bezwaarmaker maakt dat niet anders. Ten slotte is niet gebleken dat het niet maken van bezwaar [appellante] redelijkerwijs niet valt te verwijten.
4.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012
190-693.