201204389/1/R2.
Datum uitspraak: 5 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Lopik,
het college van burgemeester en wethouders van Lopik,
verweerder.
Bij besluit van 28 februari 2012 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie] te Cabauw" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2012, waar [appellant] en anderen, van wie [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door J.M.E. Broeke, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
1. Met het wijzigingsplan is beoogd te voorzien in de realisatie van een nieuwe woning aan [locatie] te Cabauw (hierna: het perceel). Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 18, lid 18.3, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Cabauw" (hierna: het bestemmingsplan).
2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
3. Ingevolge de plankaart van het bestemmingsplan is aan het perceel een bouwvlak toegekend met de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied".
Ingevolge artikel 18, lid 18.3, van de voorschriften van het bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd het in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlak met de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied" te verleggen met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. het bouwvlak op de nieuwe locatie dient zodanig te worden ingetekend dat de te bouwen woning in de lengterichting van het perceel wordt gebouwd;
b. het bouwvlak mag niet meer dan 20 meter worden opgeschoven;
c. de regels van artikel 9 blijven van toepassing op de nieuwe situering van het bouwvlak.
4. [appellant] en anderen kunnen zich niet met het wijzigingsplan verenigen. Zij betogen dat het wijzigingsplan niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Zij betogen voorts dat het plan niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. [appellant] en anderen stellen dat is uitgegaan van een onjuiste vergroting van het bouwvlak nu de oppervlakte van het voorheen aan het perceel toegekende bouwvlak geen 160 m² bedroeg maar 142 m². Zij stellen voorts dat het bouwvlak met aanzienlijk meer dan 10% wordt vergroot en dat ten opzichte van de feitelijke bestaande bebouwing een vergroting van 24% plaatsvindt.
4.1. Vaststaat dat het wijzigingsplan voorziet in een verplaatsing, een wijziging van de vorm en een vergroting van het ingevolge het bestemmingsplan aan het perceel toegekende bouwvlak.
4.2. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] en anderen zo dat het wijzigingsplan volgens hen ten onrechte voorziet in een vergroting van het aan het perceel toegekende bouwvlak.
Ingevolge artikel 18, lid 18.3, van de voorschriften van het bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het bouwvlak te verleggen. De Afdeling volgt niet het betoog van het college dat artikel 18, lid 18.3, voorziet in een bevoegdheid om het bouwvlak te vergroten. De omstandigheid dat, naar het college ter zitting heeft gesteld, de wijzigingsbevoegdheid door de gemeenteraad van Lopik in het bestemmingsplan is opgenomen naar aanleiding van een principeverzoek om een nieuwe woning op het perceel te realiseren waarvoor een groter bouwvlak nodig is, geeft geen aanleiding voor de door het college voorgestane ruime uitleg van de wijzigingsbevoegdheid nu deze niet volgt uit de planvoorschriften.
Het college was derhalve niet bevoegd een vergroting van het bouwvlak mogelijk te maken. Het wijzigingsplan is gelet hierop vastgesteld in strijd met artikel 18, lid 18.3, van de voorschriften van het bestemmingsplan, gelezen in verband met artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wro. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven gelet hierop geen bespreking.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lopik van 28 februari 2012;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Lopik tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 621,32 (zegge: zeshonderdeenentwintig euro en tweeëndertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Lopik aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012