ECLI:NL:RVS:2012:BY5133

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112157/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering oprichtingsvergunning voor agrarisch bedrijf in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op 4 oktober 2011 een besluit genomen waarbij een oprichtingsvergunning voor een agrarisch bedrijf met zoogkoeien, jongvee en vleeskalveren werd geweigerd. De appellant, wonend te Leende, heeft hiertegen beroep ingesteld. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 5 december 2012 uitspraak deed.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de aanvraag om de oprichtingsvergunning was ingediend vóór de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010. Dit betekent dat de wetswijzigingen die met de Wabo zijn doorgevoerd niet van toepassing zijn op deze zaak. De appellant betoogde dat de vergunning ten onrechte was geweigerd op basis van strijd met het bestemmingsplan. Hij stelde dat het college de aanvraag voor de stallen 6 en 7 niet correct had getoetst aan het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende".

De Afdeling oordeelde dat het college inderdaad de toetsing aan het bestemmingsplan had moeten uitvoeren. Het college had in het verweerschrift erkend dat de aangevraagde stallen geen dak hadden en dus niet voldeden aan de definitie van een gebouw volgens het bestemmingsplan. Hierdoor kon de stelling van het college dat de stallen in strijd waren met het bestemmingsplan niet worden gehandhaafd.

De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant gegrond, vernietigde het besluit van het college en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van de appellant. Tevens werd het college gelast het griffierecht aan de appellant te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing aan bestemmingsplannen bij het verlenen van vergunningen.

Uitspraak

201112157/1/A4.
Datum uitspraak: 5 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2011 heeft het college geweigerd aan [appellant] een oprichtingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer te verlenen voor een agrarisch bedrijf met zoogkoeien, jongvee en vleeskalveren aan de [locatie] te Heeze-Leende.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2012, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door B.D.R. Cremer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een oprichtingsvergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.    [appellant] betoogt dat het college de vergunning ten onrechte heeft geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat het college de aanvraag wat de stallen 6 en 7 betreft ten onrechte niet heeft  getoetst aan het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende". Volgens hem zijn de stallen daarmee in overeenstemming.
2.1.    Ingevolge artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan de vergunning, in afwijking van het eerste lid, tevens worden geweigerd ingeval door verlening daarvan strijd zou ontstaan met het bestemmingsplan.
2.2.    Het college heeft zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat juist is dat het oprichten van de stallen 6 en 7 aan het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" had moeten worden getoetst. Volgens het college heeft die toetsing in het besluit van 4 oktober 2011 niet plaatsgevonden.
Gelet hierop, slaagt het betoog.
3.    Het beroep is gegrond en het besluit van 4 oktober 2011 dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd.
Nu het college in het verweerschrift de aanvraag alsnog aan het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" heeft getoetst, ziet de Afdeling aanleiding te beoordelen of de rechtsgevolgen van dat besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen worden gelaten.
4.    Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" rust op het betrokken perceel de bestemming "Agrarisch-Landschaps- en Natuurwaarden".
Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van dat bestemmingsplan wordt onder gebouw verstaan elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Ingevolge artikel 1 wordt onder hulpgebouw verstaan een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren, etc.
Ingevolge artikel 6.1, aanhef en onder a, zijn de op de plankaart voor "Agrarisch-Landschaps- en Natuurwaarden" aangewezen gronden bestemd voor agrarische doeleinden,
Ingevolge artikel 6.2.1, aanhef en onder b, voor zover thans van belang, zijn hulpgebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘hulpgebouwen’ op de plankaart.
4.1.    Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de stallen 6 en 7 hulpgebouwen zijn als bedoeld in artikel 1 van de planvoorschriften. Nu ter plaatse van de stallen niet de aanduiding ‘hulpgebouwen’ op de plankaart staat, zijn de stallen in strijd met artikel 6.2.1, aanhef en onder b, van de planvoorschriften, aldus het college.
4.2.    [appellant] betoogt dat het college de stallen ten onrechte als hulpgebouwen heeft aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat de aangevraagde stallen geen dak hebben, zodat zij geen gebouw en daarmee geen hulpgebouw als bedoeld in artikel 1 van het bestemmingsplan "Buitengebied Heeze-Leende" zijn.
4.3.    Ter zitting heeft het college erkend dat de aangevraagde stallen geen dak hebben en derhalve niet voldoen aan de definitie van gebouw als bedoeld in artikel 1 van de planvoorschriften. Gelet hierop zijn de stallen 6 en 7 geen hulpgebouw en doet de door het college in het verweerschrift gestelde strijd met het bestemmingsplan zich niet voor. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit van 4 oktober 2011 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten.
5.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 oktober 2011;
III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 42,92 (zegge: tweeënveertig euro en tweeënnegentig cent);
IV.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck    w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012
457-379.