ECLI:NL:RVS:2012:BY6694

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110685/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen en hoger beroep van appellante

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 december 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 augustus 2011. De zaak betreft de wijziging van het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen, die op 1 oktober 2009 werd vastgesteld op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen verklaarde het bezwaar van [appellante] ongegrond bij besluit van 6 juli 2011, waarop [appellante] in beroep ging. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna [appellante] hoger beroep instelde.

De Raad van State overwoog dat de Belastingdienst/Toeslagen niet verplicht was om [appellante] te horen voordat zij op het bezwaar besliste, aangezien zij in de gelegenheid was gesteld om haar standpunt kenbaar te maken. Tevens werd vastgesteld dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat zij gebruik had gemaakt van geregistreerde gastouderopvang, omdat zij geen overeenkomst met het gastouderbureau had overgelegd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de gevolgen van het ontbreken van deze overeenkomst voor rekening van [appellante] mocht laten.

Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201110685/1/A2.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 augustus 2011 in zaken nrs. 10/2440 en 11/1630 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 1 oktober 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellante] over 2008 en 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag gewijzigd vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 6 juli 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 augustus 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49 (voor 1 januari 2009) en artikel 5 (na 1 januari 2009), van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, is artikel 52 van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Awir wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de Belastingdienst/Toeslagen de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2.    Aan het besluit van 6 juli 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen onder meer ten grondslag gelegd dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij van gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau gebruik heeft gemaakt, omdat zij geen overeenkomst met [gastouderbureau] heeft overgelegd.
3.    Het betoog van [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen haar ten onrechte niet heeft gehoord, alvorens op het door haar gemaakte bezwaar te beslissen, faalt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft [appellante] bij brief van 9 juni 2011 in de gelegenheid gesteld om daarop te worden gehoord en daarmee voldaan aan artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.    Het betoog van [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat zij niet in staat is een overeenkomst met [gastouderbureau] over te leggen, omdat die overeenkomst zich in de door de Fiscale inlichten- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) in beslag genomen administratie bevindt en het gastouderbureau niet langer staat geregistreerd, faalt evenzeer. De Belastingdienst/Toeslagen heeft haar bij brief van 27 maart 2009 verzocht de overeenkomst over te leggen. Nu [appellante] partij is bij deze overeenkomst, mocht zij geacht worden over een gedagtekende en ondertekende akte daarvan te beschikken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 mei 2012 in zaak nr.
201109332/1/A2), mag de Belastingdienst/Toeslagen gevolgen van de omstandigheid dat de ouder niet over een akte van de desbetreffende overeenkomst beschikt, gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wko, gelezen in samenhang met artikel 18, eerste lid, van de Awir voor rekening van de ouder laten.
5.    [appellante] klaagt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte niet over alle in beroep aangevoerde gronden heeft geoordeeld. Zo is zij niet ingegaan op haar stelling dat de Belastingdienst/Toeslagen in strijd met het fairplay-beginsel heeft gehandeld.
5.1.        De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen door [appellante] niet aannemelijk gemaakt heeft hoeven achten dat zij van gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau gebruik heeft gemaakt. De beroepsgronden die zij niet heeft besproken, kunnen aan dat oordeel niet af doen. Nu dat oordeel in hoger beroep in stand blijft, kan deze hogerberoepsgrond niet leiden tot het ermee beoogde doel.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012
362-752.