ECLI:NL:RVS:2012:BY6718

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200091/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Roemers
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toevoegingsaanvragen gesubsidieerde rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om de afwijzing van toevoegingsaanvragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand. De aanvragen zijn gedaan door [appellant] en zijn meerderjarige zus, die beiden asiel aanvragen. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 29 oktober 2010 de aanvragen afgewezen, omdat er al een toevoeging was verleend aan de zus van [appellant]. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 12 december 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna [appellant] in hoger beroep ging. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 24 september 2012. De Raad voor Rechtsbijstand stelde dat de aanvragen van [appellant] en zijn zus betrekking hadden op hetzelfde rechtsbelang, en dat er geen reden was om een afzonderlijke toevoeging te verlenen. De rechtbank oordeelde dat de Raad een redelijke uitleg gaf aan het begrip 'gezin' en dat de situatie van [appellant] niet vergelijkbaar was met die van een gezin met ouders en minderjarige kinderen. De Afdeling heeft de argumenten van [appellant] verworpen, waaronder de stelling dat hij een zelfstandig rechtsbelang had vanwege zijn vluchtverhaal. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand terecht had besloten om de aanvragen af te wijzen. De hoger beroepen zijn ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

201200091/1/A2.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    [appellant sub 1],
2.    [appellant sub 2],
3.    [appellant sub 3],
4.    [appellant sub 4],
5.    [appellant sub 5], allen wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2011 in zaak nr. 11/3453 in het geding tussen:
[appellant],
en
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 29 oktober 2010 heeft de raad toevoegingsaanvragen van [appellant] om gesubsidieerde rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 7 juni 2011 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. K. Ross, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.
Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria wordt in dit besluit onder belang verstaan het belang voor de behartiging waarvan de rechtzoekende rechtsbijstand verzoekt voorzover dat belang hem rechtstreeks en individueel aangaat.
2.     Ter nadere invulling van zijn in onder meer artikel 28 van de Wrb neergelegde bevoegdheid heeft de raad beleidsregels vastgesteld die zijn neergelegd in het Handboek Toevoegen, uitgave april 2007 (hierna: het Handboek).
Volgens aantekening 15 bij artikel 28 van de Wrb in het Handboek, "Aanvragen om toelating als vluchteling", wordt voor de rechtsbijstand aan een gezin in de eerste fase in beginsel één toevoeging verleend.
Dit uitgangspunt is verder uitgewerkt in de door de raad toegepaste werkinstructie "A.A.-procedure".
Volgens deze werkinstructie geldt de toevoeging voor alle werkzaamheden tijdens de algemene asielprocedure (A.A.-procedure) en de eventuele verlengde asielprocedure (V.A.-procedure). In de werkinstructie is opgenomen dat per verknocht verband, waaronder een gezin wordt gerekend, een distributiebrief wordt verstrekt, waarop de namen van de hoofdcliënt en de meegereisden staan vermeld. Voor een verknocht verband wordt in beginsel één toevoeging op naam van de hoofdcliënt verstrekt. Voorts is in de werkinstructie opgenomen dat een afzonderlijke toevoeging voor advies, dan wel procedure voor een meegereisde kan worden verstrekt als deze een afzonderlijk vluchtverhaal heeft. In de aanvraag om toevoeging moet gemotiveerd worden aangegeven dat hiervan sprake is.
Volgens het Handboek Vergoedingen (tot 1 juli 2012) en de werkinstructie bij artikel 2 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (vanaf 1 juli 2012) komt rechtsbijstand die is verleend in de periode van vier weken voorafgaand aan de ingangsdatum van de toevoeging voor vergoeding in aanmerking.
Volgens aantekening 2 bij artikel 32 van de Wrb van het Handboek is het begrip rechtsbelang in artikel 1 van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria gedefinieerd als het belang waarvoor de rechtzoekende rechtsbijstand aanvraagt. Aldus gedefinieerd zal in de beoordeling moeten worden betrokken wat het door de rechtzoekende met de rechtsbijstand beoogde eindresultaat is, met welk oogmerk rechtsbijstand is verzocht. De wijze waarop het belang behartigd wordt en de wegen die daartoe bewandeld worden, zijn voor de beoordeling minder bepalend. Bij de beoordeling van vervolgaanvragen gaat het veeleer om de vraag of de werkzaamheden waarvoor toevoeging wordt aangevraagd, dienen ter behartiging van hetzelfde rechtsbelang waarvoor reeds eerder is toegevoegd. Indien sprake is van een samenstel van belangen, zal moeten worden beoordeeld of deze ieder afzonderlijk een zelfstandige betekenis hebben, dan wel zo nauw met elkaar samenhangen dat niet gesproken kan worden van een zelfstandig rechtsbelang.
3.     De aanvraag van [appellant] om toevoeging ziet op rechtsbijstand voor een aanvraag AA-procedure asiel.
De raad heeft op 29 oktober 2010 een toevoeging afgegeven ten behoeve van [de meerderjarige zus] van [appellant]. De raad heeft aan het besluit op bezwaar van 7 juni 2011 ten grondslag gelegd dat de in geding zijnde aanvragen dienden te worden afgewezen omdat sprake is van een rechtsbelang terzake waarvan aanspraak kan worden gemaakt op rechtsbijstand op grond van de eerder aan [de meerderjarige zus] verleende toevoeging. Het rechtsbelang van [appellant] is hetzelfde als dat van de meerderjarige zus. Een afzonderlijke toevoeging kan worden verstrekt voor een meegereisde als deze een afzonderlijk vluchtverhaal heeft, hetgeen niet is gebleken, aldus de raad. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd.
5.    [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat de raad in zijn beleid een onredelijke uitleg geeft aan het begrip "gezin". Volgens [appellant] is zijn situatie, waarin sprake is van een meerderjarige zus en meerdere minderjarige broers en een zus, niet vergelijkbaar met de situatie waarin sprake is van een vader, moeder en minderjarige kinderen of een grootouder met minderjarige kinderen, zoals omschreven in het beleid van de raad. [appellant] had voorts door de raad niet als minderjarige mogen worden aangemerkt. Hij is immers door de IND gehoord, hetgeen bij minderjarige kinderen veelal niet gebeurd. Daarnaast betoogt [appellant] dat het beleid van de raad onredelijk is nu de raad slechts afzonderlijke toevoegingen aan familieleden verleent, wanneer zij afzonderlijke vluchtverhalen hebben. Nog voordat duidelijk is of er afzonderlijke vluchtverhalen zijn, dient echter al een toevoegingsaanvraag te zijn ingediend. Dit terwijl de advocaat eerst een vertrouwensband met de vreemdeling moet opbouwen, aldus [appellant]. Ten slotte stelt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat [appellant] vanwege zijn vluchtverhaal een zelfstandig rechtsbelang heeft, nu de vrouwen vreesden voor verkrachtingen door de in Somalië actief zijnde [terroristische organisatie] en uithuwelijking aan leden van de [terroristische organisatie], terwijl de mannen vreesden voor rekrutering door de [terroristische organisatie] en individuele problemen hebben met de [terroristische organisatie].
5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 29 augustus 2012 in zaak nr.
201113281/1/A2) volgt uit de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onder b en 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang gelezen, dat, indien sprake is van verschillende rechtsbelangen ter zake waarvan rechtsbijstand wordt gevraagd, in beginsel meer toevoegingen moeten worden verstrekt. Als sprake is van één rechtsbelang kan met één toevoeging worden volstaan, tenzij sprake is van verschillende procedures dan wel van één procedure waarin sprake is van meer dan één instantie als bedoeld in artikel 32 van de Wrb.
5.2.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat [appellant] en zijn meerderjarige zus onder het beleid van de raad vallen. Er zijn meerdere variaties op het begrip verknocht verband, waaronder de raad een 'gezin' rekent, denkbaar en de raad heeft ter zitting toegelicht dat dit begrip ruim wordt geïnterpreteerd. Niet valt in te zien dat de raad een onredelijke uitleg aan dit begrip heeft gegeven door daaronder bij afwezigheid van ouders en grootouders een meerderjarige zus en haar minderjarige broers en zus te rekenen. Dat [appellant] door de IND is gehoord, maakt niet dat hij niet meer als minderjarige kan worden beschouwd en doet aan het voorgaande niet af.
5.3.    Het betoog van [appellant] dat sprake is van afzonderlijke vluchtverhalen, kan niet slagen. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat nu [appellant], net als zijn zus, als vluchtmotief heeft opgegeven dat hij vreest voor [terroristische organisatie], de raad terecht aanleiding heeft gezien om te concluderen dat van afzonderlijke vluchtverhalen in dit geval geen sprake is. Dat de jongens feitelijk andere dingen van [terroristische organisatie] vreesden dan de meisjes maakt dat niet anders. De rechtbank heeft voorts op goede gronden geoordeeld dat het beleid van de raad, dat er op neerkomt dat aan samen reizende familieleden, die eenzelfde vluchtverhaal hebben, één toevoeging op naam van de hoofdcliënt wordt verstrekt, niet in strijd met de Wrb of anderszins rechtens onjuist of onredelijk is te achten. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de door [appellant] gestelde afzonderlijke elementen in de vluchtverhalen onverlet laten dat de verhalen wat betreft het onderwerp en het daaraan ten grondslag liggende feitencomplex niet zodanig verschillen van dat van de meerderjarige zus, dat de raad daarin aanleiding had moeten zien om voor [appellant] een zelfstandig, van dat van zijn meerderjarige zus te onderscheiden rechtsbelang aan te nemen dat de verlening van een afzonderlijke toevoeging rechtvaardigt.
[appellant] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de raad op het moment van de toevoegingsaanvraag niet kan beoordelen of sprake is van hetzelfde vluchtverhaal. De stelling dat het voor de advocaat niet mogelijk zou zijn om in dat stadium tijdig de vluchtverhalen te bespreken, maakt dit niet anders. Overigens kan volgens het onder 2. genoemde beleid van de raad rechtsbijstand die is verleend voorafgaand aan de ingangsdatum van de toevoeging nog voor vergoeding in aanmerking komen. Hierdoor is het mogelijk om in een later stadium alsnog een toevoeging te vragen voor een familielid indien blijkt van een afzonderlijk vluchtverhaal.
6.    De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012
47-756.