201200951/1/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 januari 2012 in zaak nr. 11/264 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats], gemeente Sittard-Geleen,
Bij besluit van 6 oktober 2010 heeft het college geweigerd [wederpartij] onder ontheffing van het bestemmingsplan reguliere bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een opslagloods op het perceel [locatie], te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 januari 2011 heeft het het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 6 maart 2012 heeft het college, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, opnieuw op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar beslist en het besluit van 6 oktober 2010 opnieuw in stand gelaten.
[wederpartij] heeft een verweerschrift, alsmede een beroepschrift tegen het besluit van 6 maart 2012 ingediend.
Het college en [wederpartij] hebben elk nog nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2012, waar het college, vertegenwoordigd door J.F.M. Giesen, werkzaam in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door ing. H.N.J.M. Steins, zijn verschenen.
1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een loods om kleiwaren op te slaan. De op te richten loods heeft een afmeting van 25 m bij 70 m.
2. Ingevolge het ter plaatse als bestemmingsplan geldende "Uitbreidingsplan der gemeente Sittard, aanwijzende de bestemming van de daarin begrepen grond in hoofdzaken", (hierna: het uitbreidingsplan) rust op het perceel de bestemming "kleiwarenindustrie".
Ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften mogen op als zodanig bestemde gronden slechts werken worden uitgevoerd en gebouwen en inrichtingen worden opgericht ten dienste van de kleiwarenindustrie en niet bestemd voor woning, met uitzondering van de noodzakelijke dienstwoningen.
3. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, nu de op te richten loods niet ten dienste staat van de kleiwarenindustrie. Volgens hem dient onder "kleiwarenindustrie" in artikel 5 van de planvoorschriften uitsluitend de ter plaatse gevestigde kleiwarenindustrie te worden verstaan en niet die industrie in het algemeen. Voorts heeft de rechtbank volgens het college ten onrechte aangenomen dat opslag van kleiwaren per definitie ten dienste van de kleiwarenindustrie staat.
Het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat geen enkele duidelijkheid bestaat over de kleiwarenindustrie, ten behoeve waarvan de loods door [wederpartij] zal worden gebruikt, heeft het college ter zitting ingetrokken.
3.1. De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden de opslag van kleiwaren niet in strijd met het uitbreidingsplan geacht, nu deze ten dienste staat van de kleiwarenindustrie. Voor het betoog dat artikel 5 van de planvoorschriften uitsluitend ziet op ter plaatse gevestigde kleiwarenindustrie biedt het planvoorschrift geen grondslag.
4. Het college betoogt evenzeer tevergeefs dat de rechtbank, door het te verwijzen in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, heeft miskend dat de gemachtigde van appellante niet kan worden aangemerkt als rechtsbijstandverlener.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 januari 2001 in zaak nr. E01.99.0244/1), is H.N.J.M. Steins een beroepsmatig rechtsbijstandverlener.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
7. Het besluit van 6 maart 2012 is een besluit, als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling zal dit besluit op de voet van artikel 6:19, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 6:24, van die wet, in de beoordeling betrekken.
Aan dat besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
8. Het betoog dat het college niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, nu het deze weigeringsgrond niet eerder heeft gebruikt, wordt niet gevolgd. Het college heeft de aanvraag eerder niet wegens strijd met redelijke eisen van welstand afgewezen, omdat het het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan achtte. Het heeft zich niet uitgesproken over de vraag of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
9. [wederpartij] betoogt voorts dat het college het bouwplan ten onrechte aan de op 13 oktober 2005 door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota Sittard-Geleen (hierna: de welstandsnota) heeft getoetst, nu op de daarbij behorende kaart met bebouwingstypen de aanduiding "voorontwerp" staat.
Verder betoogt zij dat de welstandscriteria, waaraan het bouwplan is getoetst, te weten "G3-Boerenhoeven - Agrarisch buitengebied", zich niet verhouden met de voor het perceel geldende bestemming "Kleiwarenindustrie". Die criteria dienen daarom voor het perceel buiten toepassing te blijven, nu de welstandstoets zich volgens vaste rechtspraak van de Afdeling moet richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
Voor zover voorgaande betogen niet zouden slagen, betoogt zij dat de welstandscommissie ten onrechte heeft geconcludeerd dat het bouwplan niet aan de geldende welstandscriteria voldoet. Zij verwijst daarbij naar een door haar in het geding gebracht deskundigenbericht van ing. J.P. Verdonschot, werkzaam bij Aelmans Adviesgroep te Voerendaal, dat het bouwplan zowel aan de welstandscriteria, geldend voor het bebouwingstype "B1-Industrie- en bedrijventerreinen", als aan die voor het bebouwingstype "G3-Boerenhoeven - Agrarisch buitengebied" voldoet.
9.1. Zijdens het college is ter zitting onweersproken verklaard dat, hoewel de kaart, waarop de bebouwingstypen zijn weergegeven, de aanduiding "voorontwerp" draagt, deze deel uitmaakt van de welstandsnota, zoals de gemeenteraad die op 13 oktober 2005 heeft vastgesteld. De raad heeft deze kaart aldus, als behorend bij de welstandsnota, vastgesteld. De enkele aanduiding "voorontwerp" daarop, maakt dat niet anders.
9.2. De Commissie voor welstand en monumenten (hierna: de welstandscommissie) heeft op 7 februari 2012 het college negatief over het bouwplan geadviseerd. Daarbij heeft zij het bouwplan getoetst aan de welstandscriteria, geldend voor het bebouwingstype "G3-Boerenhoeven-Agrarisch buitengebied". Zij heeft aan dit advies onder meer ten grondslag gelegd dat zij bezwaar heeft tegen het industriële uiterlijk van het gebouw en stalen gevelplaten niet bij een landschappelijke omgeving passen. De commissie adviseert een gebouw te ontwerpen, waarbij gebruik wordt gemaakt van materialen die bij de omgeving aansluiten, bijvoorbeeld hout en/of baksteen.
Hetgeen [wederpartij] aanvoert, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college dit advies niet aan het besluit van 6 maart 2012 ten grondslag heeft mogen leggen. [wederpartij] betoogt tevergeefs dat, gelet op de bestemming "Kleiwarenindustrie", waarvan het uitbreidingsplan geen omschrijving bevat, de welstandscriteria, geldend voor "G3-Boerenhoeven-Agrarisch buitengebied", voor het perceel buiten toepassing moesten blijven. De criteria die op "G3-Boerenhoeven-Agrarisch buitengebied" van toepassing zijn, sluiten niet uit dat gebruik kan worden gemaakt van de bouwmogelijkheden die het uitbreidingsplan ter plaatse biedt. Volgens het welstandsadvies leidt toepassing van die criteria er niet toe dat de loods niet mag worden gebouwd, maar moet deze er anders uit komen te zien.
9.3. Het betoog dat het bouwplan wel aan de voor "G3-Boerenhoeven-Agrarisch buitengebied" geldende welstandscriteria voldoet, slaagt evenmin.
Dat in het bericht van J.P. Verdonschot een andere visie op het bouwplan wordt gegeven dan die van de welstandscommissie, brengt niet mee dat het college het advies van de welstandscommissie niet heeft mogen volgen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gesteld dat in het door het college gevolgde welstandsadvies van een onjuiste feitelijke situatie is uitgegaan of de welstandscommissie niet aan de juiste criteria heeft getoetst.
10. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 6 maart 2012 is ongegrond.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van het college van 6 maart 2012, met kenmerk 723701, ongegrond;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 929,04 (zegge: negenhonderdnegenentwintig euro en vier cent), tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen een griffierecht van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bolleboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012