ECLI:NL:RVS:2012:BY6742

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205339/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Diepenheim en de ontvankelijkheid van beroepschriften

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Buitengebied Diepenheim, herziening Deldensestraat 11", dat op 27 maart 2012 door de raad van de gemeente Hof van Twente is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 28 november 2012. De raad betoogde dat sommige indieners van het beroepschrift geen zienswijze hadden ingediend of te ver van het plangebied woonden om als belanghebbende te worden aangemerkt. De Afdeling oordeelde dat [persoon A], die op ongeveer 900 meter van het plangebied woont, geen rechtstreeks belang heeft en dus geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover ingesteld door [persoon A], werd niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast werd het beroep van [appellant] en anderen, voor zover ingesteld door [personen B], eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen zienswijze hadden ingediend tegen de gewijzigde planvaststelling. De Afdeling oordeelde dat de raad niet voldoende had onderbouwd dat de nieuwbouw van 20 lodges en een conferentiecentrum in overeenstemming was met de Structuurvisie Landelijk gebied Hof van Twente. De raad had niet aangetoond dat de nieuwbouw een grote meerwaarde voor het recreatieve aanbod zou hebben, en bovendien was er sprake van een toename van het bouwvolume, wat in strijd is met het beleid van de Structuurvisie.

De Afdeling vernietigde het besluit van de raad van de gemeente Hof van Twente van 27 maart 2012, omdat het niet berustte op een deugdelijke motivering. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de raad werd gelast het griffierecht aan [appellant] en anderen te vergoeden. De uitspraak vond plaats op 19 december 2012.

Uitspraak

201205339/1/R1.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Diepenheim, gemeente Hof van Twente,
en
de raad van de gemeente Hof van Twente,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Diepenheim, herziening Deldensestraat 11" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2012, waar [appellant] en anderen en de raad, vertegenwoordigd door J. Overbeek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in een conferentiecentrum in combinatie met verblijfsrecreatie, een bed and breakfast, een groepsaccommodatie, 20 lodges en podiumactiviteiten in het buitengebied van de gemeente. Het plangebied en het plandeel waar genoemde activiteiten zijn voorzien, bevinden zich op een afstand van respectievelijk ongeveer 125 m en ongeveer 250 m van de dichtstbijzijnde woning.
2.    De raad betoogt dat een aantal indieners van het beroepschrift geen zienswijze heeft ingediend, dan wel op te grote afstand van het plangebied woont om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij het bestreden besluit te kunnen worden aangemerkt.
2.1.    Ingevolge artikel 8.2 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan uitsluitend een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit inzake vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2.    [persoon A] woont op een afstand van ongeveer 900 m van het plangebied.
Niet uitgesloten is dat zij vanuit haar woning zicht heeft op de in het plangebied voorziene ontwikkelingen. Dit betekent nog niet dat haar belang reeds hierom rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt, is de afstand van de woning van [persoon A] tot het plangebied naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Derhalve is [persoon A] geen belanghebbende bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro geen beroep kan instellen.
Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover het is ingesteld door [persoon A], is niet-ontvankelijk.
2.3.    Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover dit is ingesteld door [personen B], steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Bij de vaststelling van het plan zijn weliswaar wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp, doch tegen de gewijzigde planvaststelling kan - zonder het tijdig indienen van zienswijzen - uitsluitend worden opgekomen voor zover de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen voor betrokkenen een ongunstiger positie bewerkstelligen.
Eén van de wijzigingen houdt in dat aan de bestemmingsomschrijving is toegevoegd "f. podiumactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum'". Dit levert voor [personen B] een nadeliger positie op. Wat betreft de overige wijzigingen is niet aannemelijk gemaakt dat deze tot een nadeliger positie voor [personen B] leiden. Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover het is ingesteld door [personen B], is derhalve niet-ontvankelijk behoudens voor zover het betrekking heeft op de mogelijkheid van podiumactiviteiten.
3.    [appellant] en anderen betogen dat uitbreiding van gebouwen met een inhoud van 4800 m³ zich niet verdraagt met de Structuurvisie Landelijk gebied Hof van Twente (hierna: Structuurvisie).
3.1.    De raad betoogt dat de Structuurvisie mogelijkheden biedt om vrijgekomen agrarische bebouwing te hergebruiken en uit te breiden. Daarbij is er met name aandacht voor vernieuwende initiatieven op het gebied van verblijfsrecreatie en stimulering van het aantal toeristische overnachtingen in het voor- en naseizoen. Bij groei van bedrijven wordt het kwaliteitscriterium voorop gesteld, daarnaast is selectief uitbreiding mogelijk waarbij gebieds- en marktomstandigheden en de mate van innovatie en meerwaarde voor het recreatieve aanbod van de gemeente leidend zijn. Daarbij staat investeren in ruimtelijke kwaliteit voorop. Het gebruik van de bebouwing is vanwege de combinatie van congres/trainingscentrum, recreatie, kunst en cultuur een aanvulling op het aanbod van voorzieningen in de gemeente, aldus de raad.
3.2.    Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. een conferentiecentrum in combinatie met verblijfsrecreatie ter plaatse van
de aanduiding 'congrescentrum';
b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
c. bed & breakfast uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning;
d. een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
e. 20 lodges ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 1;
f. podiumactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, lichte horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Ingevolge lid 6.2.1 zijn uitsluitend de bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen toegestaan.
Ingevolge de leden 6.2.2, 6.2.3 en 6.2.4 mag in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 achtereenvolgens:
- een gebouw worden gebouwd in de vorm van een ondergrondse parkeergarage met een oppervlakte van maximaal 800 m² van één bouwlaag;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1’ tevens een gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 800 m², een goothoogte van maximaal 5 m en een bouwhoogte van maximaal 8 m, ten behoeve van het realiseren van maximaal 20 lodges:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' het bestaande gebouw worden uitgebreid met dien verstande dat de oppervlakte met niet meer dan 100 m² mag toenemen en de bestaande goot- en bouwhoogte niet mogen worden overschreden.
3.3.    De Structuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen in de komende 10 jaar in de gemeente en de algemene strategie ten aanzien van de verschillende functies en waarden. Deze strategie geeft richting aan het bepalen van het beleid dat in de bestemmingsplannen voor het buitengebied wordt uitgewerkt.
De Structuurvisie vermeldt ten aanzien van recreatie en toerisme onder het kopje verblijfsrecreatie het volgende over het gebruik van bestaande karakteristieke bebouwing en de mogelijkheid van nieuwbouw (blz. 18):
"Indien er geen karakteristieke bebouwing te gebruiken is, kan er in     uitzonderlijke gevallen ook sloop en vervangende nieuwbouw     plaatsvinden, waarbij de nieuwbouw in principe niet groter mag zijn dan     900 m³. Een grotere inhoud is alleen bespreekbaar wanneer de aard van     de voorziening aantoonbaar een grote meerwaarde heeft voor het totale     recreatieve aanbod. Gedacht wordt met name aan een luxe hotel/herberg     met een streekeigen landelijk karakter"
De Structuurvisie vermeldt ten aanzien van overige bedrijvigheid het volgende over het hergebruik van bestaande bebouwing en de mogelijkheid van nieuwbouw (blz. 27):
"Op grond van het geldende beleid kunnen de bestaande gebouwen voor     de nieuwe bedrijvigheid worden benut. Een uitbreiding van bebouwing is     echter niet mogelijk. Ook op lange termijn zal geen medewerking worden     verleend aan de uitbreiding van bedrijven die in vrijgekomen agrarische     bebouwing zijn gevestigd. (…..) Bij hergebruik kan sloop deel uitmaken     van de vereiste investering in de ruimtelijke kwaliteit. Sloop en volledige     nieuwbouw bij een gelijkblijvend bouwvolume is alleen mogelijk indien dit     leidt tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit die niet kan worden     bewerkstelligd bij hergebruik van bestaande bebouwing. Het is denkbaar     dat in uitzonderlijke situaties sloop en nieuwbouw gewenst is,     bijvoorbeeld als de ruimtelijke kwaliteit beter gediend is met slopen en     herbouwen of vanwege functionele of bouwtechnische redenen. Indien     sloop en nieuwbouw aan de orde is wordt gestreefd naar een substantiële     reductie van het bouwvolume en een aanzienlijke verbetering van de     ruimtelijke kwaliteit die tot uitdrukking komt in de architectuur en de     landschappelijke inpassing. De nieuwbouw mag in principe niet groter zijn     dan 900 m³."
3.4.    Het plan voorziet in nieuwbouw in de vorm van een gebouw met een oppervlakte van 800 m². In dit gebouw worden 20 lodges gerealiseerd voor in beginsel toeristisch en recreatief gebruik. Onder het gebouw komt een parkeervoorziening voor minimaal 20 auto’s. Verder voorziet het plan in handhaving van de bestaande bebouwing in het plangebied - een oude boerderij met aangebouwde schuur, een kapberg/garage, een bakhuisje en een schuur - waarbij de kapberg/garage wordt uitgebreid met een oppervlakte van 100 m² ten behoeve van de activiteiten in het congrescentrum. De voorziene ontwikkeling heeft in termen van de Structuurvisie zowel betrekking op recreatie en toerisme als op overige bedrijvigheid.
De Structuurvisie gaat in geval van toerisme en recreatie uit van het gebruik van bestaande karakteristieke bebouwing en indien dat niet mogelijk is van sloop en vervangende nieuwbouw waarbij de nieuwbouw in principe niet groter is dan 900 m³. Hier wordt niet aan voldaan omdat wat betreft deze functie er sprake is van nieuwbouw zonder dat bebouwing wordt gesloopt. Verder is het volume van de nieuwbouw ten minste vijf maal 900 m³. Daargelaten of zo’n grote afwijking van het in principe maximale volume van 900 m³ past in de uitgangspunten van de Structuurvisie, heeft de raad anders dan de Structuurvisie vereist niet onderbouwd dat de voorziening aantoonbaar een grote meerwaarde heeft voor het totale recreatieve aanbod.
De Structuurvisie stelt voor de overige bedrijvigheid dat uitbreiding van bebouwing niet mogelijk is. In uitzonderlijke gevallen is sloop en nieuwbouw mogelijk bij een substantiële reductie van het bouwvolume. In zoverre wordt niet aan de Structuurvisie voldaan omdat nieuwbouw is voorzien terwijl het bouwvolume toeneemt.
Gezien het vorenstaande is de in het plan voorziene ontwikkeling in strijd met het in de Structuurvisie neergelegde beleid. Van bijzondere omstandigheden om van dit beleid af te wijken is niet gebleken.
4.    In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep, voor zover ontvankelijk, is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb bestuursrecht te worden vernietigd. Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
5.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het beroep is ingesteld door [persoon A], alsmede voor zover het beroep ingesteld door [personen B] verder strekt dan de mogelijkheid van podiumactiviteiten;
II.    verklaart het beroep, voor zover ontvankelijk, gegrond;
III.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hof van Twente van 27 maart 2012, kenmerk 328529;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Hof van Twente aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg    w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012
191.