201205839/1/R4.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Hallum, gemeente Ferwerderadiel,
en
de raad van de gemeente Ferwerderadiel,
verweerder.
Bij besluit van 19 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Hallum - Rotonde Ljouwerterdyk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door M.S. Mulders, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
1. Het plan voorziet onder meer in de mogelijkheid tot aanleg van een rotonde voor een directe aansluiting van de woonwijk Oer de Feart op de Ljouwerterdyk (N357) en het realiseren van enkele andere beoogde infrastructurele voorzieningen in de omgeving.
2. De raad betwist dat [appellant] als belanghebbende bij het plan kan worden aangemerkt. Daartoe voert de raad aan dat de rotonde op een afstand van ongeveer 150 m van de woning van [appellant] aan de [locatie A] te Hallum komt te liggen en dat de verkeersstroom nauwelijks zal wijzigen. Volgens de raad zal door de lagere snelheid op en bij de rotonde minder stof, geur en geluid worden geproduceerd.
2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. De woning van [appellant] aan de [locatie A] te Hallum staat op een afstand van ongeveer 40 m van het plangebied en wordt daarvan gescheiden door een open veld. Ter zitting is door de raad te kennen gegeven dat de provincie Fryslân heeft toegezegd dat afschermende maatregelen zullen worden getroffen om lichthinder van de rotonde te voorkomen. Gelet hierop en op de aard van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt, acht de Afdeling niet op voorhand uitgesloten dat ter hoogte van de woning van [appellant] lichthinder en verkeershinder kan worden ondervonden, hetgeen van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning. Naar het oordeel van de Afdeling is het belang van [appellant] derhalve rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken, zodat hij als belanghebbende bij de vaststelling van het plan kan worden aangemerkt.
3. De raad stelt dat het beroepschrift van [appellant] een herhaling is van de zienswijze die hij naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpplan. Volgens de raad heeft [appellant] niet gemotiveerd waarom de weerlegging van zijn zienswijze in de reactienota zienswijzen onjuist is.
3.1. [appellant] heeft zich in zijn beroepschrift beperkt tot het herhalen van de door hem tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze en het verwijzen naar de inhoud van zijn inspraakreactie, welke verwijzing ook in zijn zienswijze al was opgenomen. In de reactienota zienswijzen onderscheidenlijk de inspraak- en overlegnota is ingegaan op de zienswijze onderscheidenlijk de inspraakreactie.
De Afdeling heeft bij brief van 27 augustus 2012 [appellant] verzocht alsnog te motiveren waarom de weerlegging van de zienswijze, zoals vermeld in de reactienota zienswijzen die door de raad is vastgesteld, onjuist is. Bij brief van 1 september 2012 heeft [appellant] voor zover het betreft de beroepsgronden over het niet betrokken zijn van zijn woning in het akoestisch onderzoek en het negatieve effect van de rotonde op de verkeersveiligheid gemotiveerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in de reactienota zienswijze alsmede inspraakreactie in de inspraak- en overlegnota onjuist zou zijn. Ten aanzien van de overige beroepsgronden heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze in de reactienota zienswijze alsmede inspraakreactie in de inspraak- en overlegnota onjuist zou zijn.
4. [appellant] voert aan dat zijn woning aan de [locatie A] te Hallum ten onrechte niet in het akoestisch onderzoek is betrokken.
4.1. Ten behoeve van het plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Reconstructie N357 Stiens - Hallum, akoestisch onderzoek wegverkeer’ van 5 februari 2010 van Royal Haskoning (hierna: geluidrapport).
4.2. De raad stelt zich op het standpunt dat de akoestische omstandigheden voor de woning aan de [locatie A] te Hallum vergelijkbaar zijn met die voor de woning aan de [locatie B] te Hallum. Volgens de raad is de woning aan de [locatie B] te Hallum, die dichter bij de Ljouwerterdyk (N357) staat, dan ook representatief geacht voor beide woningen. [appellant] heeft het standpunt van de raad niet gemotiveerd weersproken. Uit figuur 11 van bijlage 3 van het geluidrapport volgt dat de geluidbelasting is bepaald voor drie waarneempunten op zowel de voor- als zijgevel van de woning aan de [locatie B] te Hallum. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet nodig is om de geluidbelasting op de woning aan de [locatie A] te Hallum apart te bepalen.
5. [appellant] voert aan dat de aanleg van een rotonde ter plaatse van de gronden met de bestemming "Verkeer" een negatief effect heeft op de verkeersveiligheid. Daartoe voert hij aan dat op een doorgaande weg minder ongevallen zullen plaatsvinden dan op een rotonde.
5.1. Het plan maakt niet alleen de aanleg van een rotonde op de Ljouwerterdyk (N357) mogelijk, maar tevens het veranderen van de omliggende infrastructuur zoals volgens de toelichting op het plan is voorzien. In de toelichting op het plan is vermeld dat de voorziene ontwikkelingen bijdragen aan de verkeersveiligheid ter plaatse. In dit verband is vermeld dat het landbouwverkeer de Ljouwerterdyk (N357) niet langer kruist, de parallelweg aan de noordoostzijde wordt ontlast van het autoverkeer van en naar de zuidelijke woonwijk, het fietsverkeer niet langer de parallelweg hoeft te delen met het auto- en landbouwverkeer en de rotonde fungeert als verkeersremmer. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene ontwikkelingen de verkeersveiligheid op de Ljouwerterdyk (N357) ten goede komen.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012