ECLI:NL:RVS:2012:BY6763

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201206313/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering medewerking aan herziening bestemmingsplan Buitengebied 1996 door de raad van de gemeente Enschede

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 december 2012 uitspraak gedaan over het verzoek van [appellant] om het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" te herzien. Het verzoek was gericht op het vergroten van de toegestane inhoud van een zomerwoning van 200 m3 naar 250 m3. De raad van de gemeente Enschede had op 22 juni 2009 besloten geen medewerking te verlenen aan dit verzoek, en dit besluit werd later door de raad in een besluit van 14 november 2011 ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Almelo, die de zaak doorstuurde naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Tijdens de zitting op 7 november 2012 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de maximaal toegestane inhoud van 200 m3 te klein is voor gebruik door vier personen. Hij verwees naar vergelijkbare zomerwoningen in de gemeente Enschede die een grotere inhoud hebben en waar niet handhavend tegen wordt opgetreden. De raad verdedigde zijn beleid dat gericht is op het behoud van het buitengebied en het voorkomen van ongewenste stedelijke ontwikkelingen.

De Afdeling overwoog dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verzoek van [appellant] in strijd is met het beleid dat een maximale inhoudsmaat van 200 m3 hanteert. De Afdeling concludeerde dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat een reëel gebruik van de zomerwoning bij deze inhoudsmaat niet mogelijk is. De vergelijkingen die [appellant] maakte met andere situaties werden door de Afdeling verworpen, omdat deze niet overeenkwamen met zijn situatie. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201206313/1/R1.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2009 heeft de raad besloten geen medewerking te verlenen aan het verzoek van [appellant] om het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" te herzien.
Bij besluit van 14 november 2011 heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij de rechtbank Almelo beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar de Afdeling doorgezonden.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door P. Spit, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting door [appellant] nadere stukken ingebracht.
Overwegingen
1.    Het verzoek tot herziening van het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de planregeling voor het perceel aan de [locatie] te Enschede om de toegestane inhoud van de zich daar bevindende zomerwoning en al dan niet aangebouwde bijgebouwen te vergroten van 200 m3 naar 250 m3.
2.    De raad heeft geweigerd mee te werken aan de verzochte herziening. De raad verwijst hierbij naar zijn beleid dat uitgaat van een norm van 200 m3.
3.    [appellant] kan zich niet verenigen met het besluit van de raad tot weigering medewerking te verlenen aan de verzochte herziening van het bestemmingsplan. [appellant] vindt de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een zomerwoning te klein om hier met vier personen gebruik van te kunnen maken. [appellant] betoogt dat er vergelijkbare zomerwoningen in de gemeente Enschede zijn die een grotere inhoud hebben dan 200 m3, waarbij niet handhavend wordt opgetreden. Hierbij verwijst [appellant] naar de zomerwoningen aan de Rutbeekweg 10, aan de Hagmolenbeekweg 51, op het recreatieterrein "Twente" en op de camping "Buytenplaats".
[appellant] stelt zich op het standpunt dat de gemeente onvoldoende capaciteit heeft voor het huidige handhavingsprogramma.
Voorts betoogt [appellant] dat het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost 2009" voor de raad aanleiding had moeten zijn medewerking te verlenen aan zijn verzoek, nu hierin grotere inhoudsmaten worden toegestaan.
4.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1996" rust op het perceel waarop de zomerwoning van [appellant] staat, de bestemming "Bos" met daarnaast de zogeheten gastbestemming "Zomerwoning".
Ingevolge artikel 46, lid 46.1.2, van de planvoorschriften mag de gezamenlijke inhoud van de zomerwoning en de al dan niet aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 200 m3 bedragen of zoveel meer als die inhoud bedroeg ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
5.    De Afdeling overweegt als volgt. Voor zomerwoningen in het buitengebied binnen de bestemming "Bos" met de gastbestemming "Zomerwoning" hanteert de raad als beleid een maximale inhoudsmaat van 200 m3. Deze norm strekt ertoe om te voorkomen dat het buitengebied een ongewenst stedelijk karakter krijgt door verstening van het buitengebied tegen te gaan en de kans op permanente bewoning van zomerwoningen te verkleinen. Voor zover [appellant] erop wijst dat omliggende gemeentes en de provincie Overijssel andere maximale inhoudsmaten hanteren, maakt dit niet dat de maximaal toegestane inhoudsmaat van 200 m3 onredelijk is. [appellant] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat een reëel gebruik als zomerwoning bij een dergelijke inhoudsmaat niet mogelijk is.
5.1.    Het verzoek van [appellant] wijkt af van het beleid van de raad waarin een maximale inhoudsmaat van 200 m3 wordt toegestaan, nu het verzoek ziet op een inhoud van maximaal 250 m3. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het verzoek strijdig is met zijn beleid.
5.2.    Wat betreft de vergelijkingen die [appellant] maakt waarbij volgens hem wel een grotere inhoudsmaat dan 200 m3 voor een zomerwoning wordt toegestaan, overweegt de Afdeling als volgt.
Voor de zomerwoning aan de Hagmolenbeekweg 51 geldt dat voor deze zomerwoning na te zijn verwoest door brand in 2000 een bouwvergunning is verleend die ziet op een inhoud van 200 m3. Nu deze bouwvergunning niet afwijkt van de toegestane inhoudsmaat in het beleid, faalt het betoog van [appellant] dat de zomerwoning aan de Hagmolenbeekweg 51 is vergund in afwijking van het beleid. Voor zover de feitelijke situatie afwijkt van de toegestane planologische situatie en daartegen vanwege een mogelijk capaciteitsgebrek niet handhavend wordt opgetreden, kan [appellant] daaraan niet het recht ontlenen op een grotere inhoudsmaat.
Voor het perceel Rutbeekweg 10 heeft de raad ter zitting gesteld dat hier niet sprake is van een zomerwoning maar van een stacaravan. Deze stacaravan had ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan een inhoud van ongeveer 218 m3. Onweersproken heeft de raad gesteld dat deze stacaravan onder het algemene overgangsrecht van het bestemmingsplan valt. Latere aanvragen ter vergroting van de stacaravan zijn afgewezen.    Voor de zomerwoningen op het recreatieterrein "Twente" en de camping "Buytenplaats" geldt een andere bestemming, te weten: "Verblijfsrecreatie" op grond waarvan een grotere inhoudsmaat is toegestaan.
De Afdeling ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situaties niet overeenkomen met zijn situatie, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
5.3.    Het betoog van [appellant] dat het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost 2009" voor een zomerwoning en bijbehorende gebouwen een ruimere totale inhoudsmaat toestaat en dat dit voor de raad aanleiding had moeten zijn af te wijken van zijn beleid faalt, nu het verzoek van [appellant] ziet op het mogelijk maken van een inhoudsmaat, die eveneens afwijkt van de maximale inhoudsmaat zoals neergelegd in dat ontwerpbestemmingsplan.
5.4.    Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van zijn beleid.
5.5.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012
371-763.