201203171/1/T1/R1.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats], gemeente Bergen (NH),
de raad van de gemeente Bergen (NH),
verweerder.
Bij besluit van 2 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Sportlaan 2-4 Schoorl" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2012, waar [appellant] en anderen, in de personen van [appellant] en [appellant A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Hink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. O.H. Minjon, advocaat te Opmeer, als partij gehoord.
1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Ter zitting hebben [appellant] en anderen hun beroepsgrond dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld, ingetrokken.
3. Het bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch kader voor de verbouwing van een kantoorpand met een aangebouwde woning aan de Sportlaan 2-4 tot een appartementengebouw met zes appartementen.
4. [appellant] en anderen, wonend aan de [locatie 1 en 2], betogen dat hun is beloofd dat zij op de hoogte zouden worden gehouden van nieuwe ontwikkelingen die een inbreuk zouden kunnen vormen op hun woongenot.
4.1. De Afdeling overweegt dat is voldaan aan de wettelijke vereisten terzake van de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan. De wet voorziet niet in een persoonlijke kennisgeving. Voorts is niet gebleken dat aan [appellant] en anderen een dergelijke toezegging is gedaan. Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen voeren aan dat het voorliggende bestemmingsplan niet los kan worden gezien van de structuurvisie "Schoorl klopt" die nog in ontwikkeling is. Nu de uitgangspunten van deze structuurvisie nog moeten worden uitgewerkt, had het bestemmingsplan niet als postzegelbestemmingsplan vastgesteld mogen worden.
5.1. Ter zitting heeft de raad bevestigd dat de structuurvisie "Schoorl klopt" nog niet is vastgesteld. De raad betoogt dat, omdat het bouwplan voor de realisering van de zes appartementen was ingediend, het in de rede lag niet met het bestemmingsplan te wachten totdat de structuurvisie zou zijn vastgesteld. Nu het bouwplan wel binnen de uitgangspunten van de structuurvisie past, is ervoor gekozen het bestemmingsplan vast te stellen, aldus de raad.
5.2. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat een bestemmingsplan voor een klein gebied wordt vastgesteld. De Afdeling acht het standpunt van de raad dat hij niet wilde wachten op de vaststelling van de structuurvisie "Schoorl klopt" niet onredelijk, gelet op de omstandigheid dat het bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling. De Afdeling betrekt bij dit oordeel dat de raad gemotiveerd heeft gesteld dat de voorziene ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie "Schoorl klopt", die al wel zijn opgesteld.
6. [appellant] en anderen betwisten de behoefte aan de zes appartementen en voeren aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat de woningen in overeenstemming zijn met de Regionale Woonvisie en de gemeentelijke woonbeleidsnota.
6.1. In de plantoelichting staat dat uit de Regionale Woonvisie volgt dat voor de gemeente Bergen een plancapaciteit van 852-952 woningen geldt, waarbij tevens in percentages is vastgelegd hoe de verdeling van nieuwe woningen over de verschillende prijsklassen dient te zijn. Voorts staat in de plantoelichting dat het bestemmingsplan voorziet in de opgave voor Bergen om in de kern Schoorl starterswoningen te realiseren in een goedkoop segment. In de plantoelichting wordt tevens verwezen naar de gemeentelijke woonbeleidsnota. In deze nota staat onder meer dat de gemeente Bergen voor starters extra mogelijkheden wil creëren, nu deze groep een zwakke positie heeft op de woningmarkt. Nieuwbouw van goedkope koopwoningen wordt in deze nota als een mogelijkheid genoemd om dit doel te realiseren.
6.2. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de plancapaciteit van goedkope koopwoningen uit de Regionale Woonvisie waarin onderhavig bestemmingsplan voorziet, reeds volledig is benut, noch hebben [appellant] en anderen aannemelijk gemaakt dat geen behoefte bestaat aan dergelijke woningen. Daarentegen heeft de raad aannemelijk gemaakt dat behoefte is aan starterswoningen in de gemeente als in het bestemmingsplan voorzien. Daarnaast past het bestemmingsplan binnen de woonbeleidsnota, nu door realisering van het bestemmingsplan goedkope koopwoningen beschikbaar komen. Het betoog faalt.
7. [appellant] en anderen voeren aan dat het bestemmingsplan in strijd is met de Welstandsnota 2004 en dat onvoldoende is gemotiveerd hoe het plan aan redelijke eisen van welstand is getoetst.
7.1. De Afdeling overweegt dat de Welstandsnota 2004 is bedoeld voor de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwen. De toetsing van de voorziene bouw aan deze nota is pas aan de orde in de procedure met betrekking tot de omgevingsvergunning. Het betoog faalt.
8. [appellant] en anderen betogen voorts dat de voorziene woningbouw niet past in het straatbeeld nu het bestemmingsplan afwijkt van de hoofdstructuur en in strijd is met de oorspronkelijke lintbebouwing.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het huidige straatbeeld bestaat uit lintbebouwing en dat deze lintbebouwing met het bestemmingsplan in stand blijft.
8.2. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat het standpunt van de raad onjuist is, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woningbouw in het straatbeeld past. Bij dit oordeel wordt betrokken dat het bestemmingsplan slechts voorziet in een toename van de bouwhoogte met maximaal 1 m en aldus niet in grote mate afwijkt van de bestaande situatie en de mogelijkheden die het voorheen geldende bestemmingsplan bood.
9. [appellant] en anderen betogen dat de raad ten onrechte geen onafhankelijk deskundigenonderzoek naar de verkeersveiligheid heeft laten uitvoeren en dat het bestemmingsplan leidt tot verkeersonveilige situaties.
9.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat door het plan wat betreft de verkeersveiligheid geringe veranderingen optreden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een appartementengebouw, als voorzien in het bestemmingsplan, ongeveer 42 extra motorvoertuigen per etmaal zal genereren op een totaal van ongeveer 3500 motorvoertuigen per etmaal op dit deel van de Sportlaan. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat er thans in de omgeving van het plangebied verkeersveiligheidsproblemen zijn. Voorts heeft de raad gemotiveerd gesteld dat uit de ongevallenregistratie niet kan worden geconcludeerd dat de situatie ter plaatse van het plangebied onveilig is. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen verdergaand onderzoek naar de verkeersveiligheid behoefde plaats te vinden.
10. [appellant] en anderen voeren aan dat de parkeerbehoefte onjuist is berekend, omdat de raad ten onrechte uitgaat van een behoefte van twee in plaats van acht parkeerplaatsen.
Bovendien is niet duidelijk op welke wijze in de extra parkeerbehoefte zal worden voorzien. In dat verband betogen [appellant] en anderen dat de raad het voormalige Rabobankterrein hiervoor niet heeft kunnen aanwijzen nu daar alleen kortstondig kan worden geparkeerd.
10.1. De raad stelt dat in de huidige situatie zes parkeerplaatsen in de openbare ruimte nodig zijn. Het voorliggende bestemmingsplan genereert overeenkomstig de parkeernorm uit de "Notitie Ruimtelijk Parkeerbeleid" een parkeerbehoefte van acht parkeerplaatsen. Hierdoor neemt de parkeerbehoefte met twee parkeerplaatsen toe. Om deze behoefte op te vangen zullen voor de korte termijn daartoe twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd op het parkeerterrein van het voormalige Rabobankkantoor. Op de lange termijn zal in de toename van de parkeerbehoefte worden voorzien in de structuurvisie "Schoorl klopt", aldus de raad.
10.2. Niet is betwist dat de parkeerbehoefte in de huidige situatie zes parkeerplaatsen bedraagt en dat de parkeerbehoefte bij realisering van het bestemmingsplan acht parkeerplaatsen bedraagt. De raad is gelet hierop terecht uitgegaan van een toename van de parkeerbehoefte van twee parkeerplaatsen.
De Afdeling kan de raad echter niet volgen in de stelling dat in de toename van de parkeerbehoefte kan worden voorzien op het voormalige Rabobankterrein, nu hier slechts voor korte duur kan worden geparkeerd. Dit terrein kan onder het huidige parkeerregime niet dienen voor het parkeren voor een langere duur. Weliswaar heeft [belanghebbende] een overeenkomst gesloten met de gemeente ter realisering van twee parkeerplaatsen, maar de raad heeft in de stukken noch ter zitting uitsluitsel kunnen geven hoe daarin zal worden voorzien. Daarbij is mede van belang dat de structuurvisie "Schoorl klopt" waarin een permanente oplossing zou zijn voorzien, nog niet is vastgesteld.
Gelet op het voorgaande berust het besluit niet op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
11. [appellant] en anderen betogen dat hun woon- en leefklimaat als gevolg van het bestemmingsplan wordt aangetast. In het bijzonder wijzen zij op de afname van de bezonning ter plaatse van hun woningen en de afname van hun privacy.
11.1. Vast staat dat de maximaal toegestane bouwhoogte in het voorliggende bestemmingsplan lager is dan de maximaal toegestane bouwhoogte in het voorgaande bestemmingsplan. Wel zal de voorziene bebouwing in beperkte mate hoger zijn dan de thans aanwezige bebouwing. De afstand van de voorziene bebouwing tot de percelen van [appellant] en anderen bedraagt ongeveer 11,5 m en ongeveer 18 m tot hun woningen. Gelet op deze afstanden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een ernstige beperking van de bezonning zich niet zal voordoen. Niet is aannemelijk gemaakt dat de afname van de bezonning ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen zodanig zal zijn dat de raad hieraan een overwegend gewicht had moeten toekennen. Voorts ziet de Afdeling, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet leidt tot een ernstige aantasting van de privacy van [appellant] en anderen.
12. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 10.2 het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren wat betreft de wijze waarop in de extra parkeerbehoefte, uitgaande van hetgeen het bestemmingsplan mogelijk maakt, zal worden voorzien dan wel het besluit, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb, te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. In het laatste geval dient het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
13. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Bergen (NH) op om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van overweging 10.2 het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren wat betreft de wijze waarop in de extra parkeerbehoefte, uitgaande van hetgeen het bestemmingsplan mogelijk maakt, zal worden voorzien dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. In het laatste geval dient het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012