ECLI:NL:RVS:2012:BY7285

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201209619/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • W.G. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake geluidwerende voorzieningen voor woning in Rijnsburg

In deze zaak heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland, dat op 19 september 2012 aan hem mededeelde dat er geen geluidwerende voorzieningen aan zijn woning in Rijnsburg zouden worden aangebracht. Dit besluit volgde op een verzoek van [verzoeker] om deel te nemen aan een gevelsaneringsproject in verband met de reconstructie van de Rijnsburgerweg en de Oestgeesterweg. Uit onderzoek bleek dat geluidwerende voorzieningen noodzakelijk waren om te voldoen aan de geldende normen voor geluidsbelasting binnen woningen.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 december 2012. Tijdens deze zitting was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote, en het dagelijks bestuur was vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen. [verzoeker] betoogde dat hij vanwege zijn en de gezondheidstoestand van zijn echtgenote niet tijdig had kunnen reageren op de overeenkomst die hem was aangeboden. Hij voerde aan dat er begrip was getoond voor zijn situatie en dat hij de indruk had gekregen dat er alsnog geluidwerende voorzieningen zouden worden aangebracht.

Het dagelijks bestuur gaf aan dat het gevelsaneringsproject inmiddels was afgerond en dat deelname van [verzoeker] niet meer mogelijk was. Desondanks werd toegezegd om met de wethouder van Katwijk te overleggen over de mogelijkheid om alsnog geluidwerende voorzieningen aan te brengen. De voorzitter heeft, na afweging van de belangen, besloten om het besluit van het dagelijks bestuur te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen. Tevens werd het dagelijks bestuur gelast om het griffierecht aan [verzoeker] te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan op 18 december 2012, waarbij de voorzitter de schorsing van het besluit tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar heeft verlengd, met de mogelijkheid tot verlenging indien er binnen die termijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend.

Uitspraak

201209619/1/R4.
Datum uitspraak: 18 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Rijnsburg, gemeente Katwijk
en
het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2012 heeft het dagelijks bestuur [verzoeker] medegedeeld dat aan zijn woning aan de [locatie] te Rijnsburg geen geluidwerende voorzieningen van overheidswege worden aangebracht.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 december 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door zijn echtgenote, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen, werkzaam bij de Omgevingsdienst West-Holland, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    In verband met een reconstructie van de Rijnsburgerweg en de Oestgeesterweg te Rijnsburg vindt een gevelsaneringsproject plaats voor een aantal langs die wegen gelegen woningen. [verzoeker] heeft blijkens de stukken - waaronder een door hem ondertekend deelnameformulier - te kennen gegeven aan het gevelsaneringsproject deel te willen nemen. In dat kader is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting binnen zijn woning. Uit brieven die daarna aan [verzoeker] zijn verzonden blijkt dat geluidwerende voorzieningen aan zijn woning nodig zijn om te kunnen voldoen aan de op grond van de Wet geluidhinder geldende normen voor geluidsbelasting binnen woningen.
2.    De Omgevingsdienst West-Holland heeft [verzoeker] bij brief van 21 mei 2012 een overeenkomst toegezonden met betrekking tot het van overheidswege aanbrengen van de benodigde geluidwerende voorzieningen aan zijn woning. In deze brief is [verzoeker] verzocht de overeenkomst te ondertekenen en terug te sturen. Omdat [verzoeker], ook nadat hem op 20 juni 2012 een herinneringsbrief was toegezonden, niet heeft gereageerd, heeft het dagelijks bestuur hem bij het bestreden besluit medegedeeld dat aan zijn woning geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.
3.    [verzoeker] kan zich er niet mee verenigen dat hij van deelname aan het gevelsaneringsproject is uitgesloten. Hij betoogt dat hij vanwege zijn gezondheidstoestand en die van zijn echtgenote en de daarmee gemoeide spanningen, er niet toe is gekomen om tijdig te reageren. Daarnaast voert [verzoeker] aan - samengevat en zakelijk weergegeven - dat van de zijde van de uitvoerder van het gevelsaneringsproject begrip voor zijn situatie is getoond en dat bij hem daarbij de indruk is gewekt dat hij er op mocht vertrouwen dat ook aan zijn woning geluidwerende voorzieningen zouden worden aangebracht.
4.    Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat het gevelsaneringsproject zowel feitelijk als financieel is afgerond, zodat deelname van [verzoeker] inmiddels niet meer mogelijk is. Desgevraagd heeft het dagelijks bestuur ter zitting evenwel toegezegd met de verantwoordelijk wethouder van Katwijk in overleg te zullen treden en hem te verzoeken om te bezien of het mogelijk is alsnog van overheidswege in het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen voor de woning van [verzoeker] te voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een aanvullend project. [verzoeker] heeft daarop ter zitting verklaard dat hij reeds is uitgenodigd voor een gesprek met de wethouder medio januari 2013.
Gelet hierop ziet de voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Daarbij gaat de voorzitter ervan uit dat het resultaat dat met het vorenbedoelde overleg kan worden bereikt een rol zal spelen bij het nemen van het besluit op het bezwaar van [verzoeker]. De voorzitter wijst er daartoe overigens op dat noch de brief van 21 mei 2012, noch de herinneringsbrief van 20 juni 2012, er blijk van geven dat overeenkomstig artikel 6.9, eerste en tweede lid, van het Besluit geluidhinder termijnen zijn gesteld voor ondertekening van de overeenkomst.
5.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland van 19 september 2012, kenmerk 2012012346, tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II.    gelast dat het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Timmerman
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2012
431-678.