ECLI:NL:RVS:2012:BY7286

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201209539/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • W.G. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning ontgronden percelen gemeente Druten

Op 20 augustus 2012 verleende het college van gedeputeerde staten van Gelderland een vergunning aan Sagrex Holding B.V. voor het ontgronden van percelen in de gemeente Druten, conform de Ontgrondingenwet. Stichting Goeie Gronde, gevestigd in Deest, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Th.G. Drupsteen, heeft het verzoek op 6 december 2012 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren vertegenwoordigers van zowel Stichting Goeie Gronde als het college van gedeputeerde staten aanwezig, evenals vertegenwoordigers van Sagrex en de gemeente Druten.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek van Stichting Goeie Gronde om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen. De stichting stelde dat de ontgronding zou kunnen leiden tot verspreiding van verontreiniging uit voormalige vuilstortplaatsen via het grondwater. Echter, het college van gedeputeerde staten en Sagrex betoogden dat Stichting Goeie Gronde geen belanghebbende was bij het besluit, omdat zij geen feitelijke werkzaamheden verrichtte. De voorzitter concludeerde dat, hoewel de stichting recent was opgericht, er voldoende aanwijzingen waren dat zij als belanghebbende kon worden aangemerkt.

De voorzitter weegt de belangen van de betrokken partijen en concludeert dat de zorgen van Stichting Goeie Gronde over de grondwaterstromen onvoldoende onderbouwd zijn. Het rapport van adviesbureau Witteveen+Bos, dat de grondwatereffecten van de uitbreiding onderzocht, gaf aan dat de effecten beperkt zouden zijn. De voorzitter oordeelt dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van dit rapport te twijfelen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201209539/2/R4.
Datum uitspraak: 18 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Goeie Gronde, gevestigd te Deest, gemeente Druten,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2012 heeft het college van gedeputeerde staten een vergunning als bedoeld in de Ontgrondingenwet verleend aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sagrex Holding B.V. voor het ontgronden van een aantal percelen in de gemeente Druten.
Tegen dit besluit heeft Stichting Goeie Gronde beroep ingesteld.
Stichting Goeie Gronde heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Sagrex heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 december 2012, waar Stichting Goeie Gronde, vertegenwoordigd door [bestuursleden], en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door A. Hager-Hiemstra en G. Pieters, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord Sagrex, vertegenwoordigd door mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Nijmegen, en het college van burgemeester en wethouders van Druten, vertegenwoordigd door mr. ing. M.W.H.P. Jansen, werkzaam bij de gemeente.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Eerder is aan Sagrex een vergunning als bedoeld in de Ontgrondingenwet verleend ten behoeve van zandwinning ten zuiden van Deest tussen de Van Heemstraweg en de Laarstraat. De bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet op een uitbreiding van deze zandwinning op percelen tussen de Laarstraat en de Maas en Waalweg (N322) aan de zuidzijde van de bestaande zandwinplas "Uivermeertjes".
3.    Het college van gedeputeerde staten en Sagrex betogen dat Stichting Goeie Gronde geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, zodat haar verzoek reeds om die reden moet worden afgewezen. Volgens hen is niet gebleken dat Stichting Goeie Gronde feitelijke werkzaamheden verricht anders dan het voeren van gerechtelijke procedures.
3.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3.2.    Volgens artikel 2 van haar statuten heeft Stichting Goeie Gronde als doel het versterken en behartigen van de belangen van de leefbaarheid in Deest, gemeente Druten, en omgeving, op landelijk, maatschappelijk en cultureel gebied. De doelstelling omvat, zo is in artikel 2 van de statuten verder vermeld, onder meer het indienen van bezwaarschriften en het voeren/aangaan van gerechtelijke procedures om de doelstelling te verwezenlijken.
3.3.    Naast de doelstelling van Stichting Goeie Gronde is, om te kunnen bepalen of haar belang rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, van belang of de stichting feitelijke werkzaamheden verricht. Stichting Goeie Gronde is opgericht op 6 juni 2012, gedurende de termijn voor terinzagelegging van het ontwerpbesluit. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 1 oktober 2008, zaak nr.
200801150/1kan het louter in rechte opkomen tegen besluiten, alsmede het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten, als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Ter zitting heeft Stichting Goeie Gronde uiteengezet welke activiteiten zij heeft verricht. Daartoe behoren ook activiteiten die naar het oordeel van de voorzitter vermoedelijk verband houden met de voorbereiding van gerechtelijke procedures, onder meer betreffende het bestreden besluit. Voorshands kan op grond van het ter zitting verhandelde evenwel niet met stelligheid worden aangenomen dat Stichting Goeie Gronde - sinds haar oprichting en vóór afloop van de beroepstermijn - in het geheel geen relevante feitelijke werkzaamheden heeft verricht. De voorzitter gaat er derhalve bij wijze van voorlopig oordeel van uit dat Stichting Goeie Gronde als belanghebbende bij het bestreden besluit moet worden aangemerkt.
4.    Aan haar verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening legt Stichting Goeie Gronde uitsluitend ten grondslag - zo heeft zij ter zitting verduidelijkt - dat zij vreest voor verspreiding van verontreiniging uit voormalige vuilstortplaatsen in de omgeving via het grondwater. Stichting Goeie Gronde voert hierbij aan dat onduidelijkheid bestaat over de richting en de snelheid van de grondwaterstromen in het gebied en dat uitvoering van de vergunde ontgronding kan leiden tot veranderingen van grondwaterstromen. Volgens haar is hiernaar onvoldoende onderzoek gedaan.
4.1.    Tot de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende aanvraag van Sagrex behoort het rapport "Waterhuishoudingsplan uitbreiding Uivermeertjes", opgesteld door advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos. Ten behoeve van het rapport is onder meer onderzocht welke grondwatereffecten de uitbreiding van de zandwinning heeft. Uit dit rapport komt naar voren dat de effecten beperkt zijn. Hetgeen Stichting Goeie Gronde in het kader van de onderhavige procedure heeft aangevoerd geeft de voorzitter onvoldoende reden om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Verder heeft het college van gedeputeerde staten ter zitting toegelicht dat zich weliswaar ten noordoosten van de bestaande zandwinplas een voormalige vuilstort bevindt en dat de richting van de grondwaterstromen ter plaatse zuidwestelijk is, maar dat - zoals ook in het bestreden besluit is vermeld - de vergunde uitbreiding aan de zuidzijde van de zandwinplas daarop geen invloed van enige betekenis zal hebben. Dit komt de voorzitter niet onaannemelijk voor.
De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande, en na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Timmerman
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2012
431.