201202410/1/A3.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 3 februari 2012 in zaak nr. 10/1332 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Bij brief van 11 december 2009 heeft het college aan [appellant] laten weten dat het geen extra nummer aan het pand aan de [locatie] te Dordrecht (hierna: het pand) zal toekennen.
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 1 november 2012.
1. [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat het college zijn brief van 13 juli 2009, waar die van het college van 11 december 2009 een antwoord op inhield, ten onrechte heeft aangemerkt als een verzoek om toekenning van een extra nummer aan het pand.
1.1. Bij brief van 13 juli 2009 heeft [appellant] aan het college zijn ongenoegen geuit over het gebruik van nummer [...] in de Rijksstraatweg te Dordrecht. Het college heeft zijn brief opgevat als inhoudend een verzoek om toekenning van een extra nummer aan het pand en dat verzoek bij brief van 11 december 2009 afgewezen. Bij brief van 18 januari 2010 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift wordt het volgende aangevoerd:
"Naar aanleiding van de brief van 23 april 2009 onder kenmerk pd/2009/373 heeft cliënt op 13 juli 2009 een klachtbrief gestuurd over de situatie rond het perceel Rijksstraatweg 164 te Dordrecht. In het bestreden besluit is deze klachtbrief ten onrechte aangemerkt als een verzoek om toekenning van een extra huisnummer."
Tijdens de hoorzitting op 18 maart 2010 heeft [appellant] toegelicht dat hij geen extra nummer nodig heeft, omdat hij nummer […] kan gebruiken, nu dat nummer in het verleden aan het pand is toegekend.
In beroep is het volgende aangevoerd:
"Naar aanleiding van de brief van 23 april 2009 van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht heeft cliënt op 13 juli 2009 een klachtbrief gestuurd over de situatie rond het perceel [locatie] te Dordrecht. De gemeente heeft deze klachtbrief ten onrechte aangemerkt als verzoek om toekenning van extra huisnummers. In het bestreden besluit is aangegeven dat de inhoud van de brief van cliënt d.d. 13 juli 2009 door de gemeente is opgevat als een verzoek tot het toekennen van extra huisnummer. Waarom dit als zodanig is opgevat is in het bestreden besluit niet gemotiveerd. Cliënt ontkent stellig dat zijn brief van 13 juli 2009 aangemerkt kan worden als een verzoek tot het toekennen van een extra huisnummer. De woning van cliënt heeft namelijk al een huisnummer, dit betreft [locatie]."
Nu [appellant] aldus meermaals te kennen heeft gegeven dat hij geen verzoek om toekenning van een extra nummer heeft gedaan, heeft de rechtbank de brief van 13 juli 2009 ten onrechte aangemerkt als inhoudend een aanvraag en de reactie van het college op die brief als een besluit, waartegen bezwaar kon worden gemaakt.
2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het door [appellant] tegen het besluit van 7 oktober 2010 ingestelde beroep gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 8:1, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien en het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 3 februari 2012 in zaak nr. 10/1332;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van 7 oktober 2010, kenmerk 274000;
V. verklaart het door [appellant] tegen de brief van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2009 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht tot vergoeding aan [appellant] van bij hem in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1311,00 (zegge: dertienhonderdelf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 379,00 (zegge: driehonderdnegenenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012