ECLI:NL:RVS:2012:BY7369

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207815/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Eckmanshof Blitterswijck en geurhinder kalverhouderij

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Eckmanshof Blitterswijck" dat op 19 juni 2012 door de raad van de gemeente Venray is vastgesteld. Appellanten, beiden wonend in Blitterswijck, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen dat de bouw van 27 woningen in de nabijheid van hun kalverhouderij zal leiden tot een toename van geur-, geluid- en stofhinder, wat hun bedrijfsvoering zou beperken. De raad van de gemeente Venray heeft in een verweerschrift gesteld dat de afstand tot de kalverhouderij en de reeds aanwezige woningen in de omgeving voldoende bescherming bieden tegen deze hinder. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 november 2012 behandeld.

De Afdeling overweegt dat het plangebied binnen de bebouwde kom van Blitterswijck ligt en dat er al meer dan 50 woningen tussen het plangebied en de kalverhouderij zijn gesitueerd. De raad heeft een gemeentelijke verordening vastgesteld die de geurhinder regelt, en volgens deze verordening mag de geurbelasting niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht bedragen. De afstand tussen het plangebied en de kalverhouderij bedraagt ongeveer 190 meter, en de Afdeling concludeert dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voorgrondbelasting van de kalverhouderij niet in de weg staat aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. De raad wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 27 december 2012.

Uitspraak

201207815/1/R1.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Blitterswijck, gemeente Venray,
en
de raad van de gemeente Venray,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Eckmanshof Blitterswijck" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2012, waar [appellanten], bijgestaan door mr. W.B.M. Engels, werkzaam bij Arvalis, en de raad, vertegenwoordigd door drs. N.T.G. Pronk-Hartelo en ing. F. Deenen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het plan voorziet in de bouw van 27 woningen binnen de bebouwde kom van Blitterswijck. [appellanten] exploiteren een kalverhouderij in de nabijheid van het plangebied.
2.    [appellanten] voeren aan dat als gevolg van de in het plan voorziene woningbouw in de nabijheid van hun kalverhouderij het aantal personen dat hinder ondervindt van geur, geluid en stof zal toenemen, hetgeen tot gevolg zal hebben dat zij in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot een beperking van de bedrijfsvoering van [appellanten], gelet op de afstand tot de kalverhouderij en de omstandigheid dat tussen het plangebied en de kalverhouderij reeds meer dan 50 woningen zijn gesitueerd.
2.2.    Niet in geschil is dat het plangebied gesitueerd is binnen de bebouwde kom van Blitterswijck. Het plangebied ligt voorts binnen een concentratiegebied als bedoeld in artikel 3 van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv).
2.3.    Ingevolge artikel 2 van de Wgv betrekt het bevoegd gezag bij een beslissing inzake de omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een veehouderij de geurhinder door de geurbelasting vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven uitsluitend op de wijze als aangegeven bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 9 van de Wgv.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, dient een omgevingsvergunning met betrekking tot een veehouderij te worden geweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen binnen een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom, meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht (hierna: ou/m³) bedraagt.
2.4.    Op 1 november 2011 heeft de raad de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray 2011 vastgesteld, zijnde een gemeentelijke verordening krachtens artikel 6, eerste lid, van de Wgv. Daaruit volgt dat de raad wat betreft de kern Blitterswijck niet heeft afgeweken van de regeling uit de Wgv. Als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op geurgevoelige objecten gelegen binnen de kern Blitterswijck geldt derhalve een waarde van 3 ou/m³.
2.5.    De afstand tussen het plangebied en de kalverhouderij van [appellanten] bedraagt ongeveer 190 m. Tussen deze twee locaties is reeds een groot aantal woningen gesitueerd. Het gaat om woningen aan de Nieuwstraat en de Antoniusstraat, waaronder op een afstand van ongeveer 60 m de woning [locatie]. Een eventuele uitbreiding van het bedrijf in de richting van het plangebied of een toename van de emissie leidt derhalve primair tot hogere geurwaarden ter plaatse van de woning op het perceel [locatie] en ter plaatse van andere nabijgelegen woningen. De reeds bestaande woningen zijn een belemmering voor een eventuele uitbreiding van de kalverhouderij van [appellanten]. Het plan leidt derhalve niet tot extra beperkingen vanwege geurhinder voor de kalverhouderij van [appellanten]. Het betoog faalt.
2.6.    Wat betreft de beperking van de exploitatiemogelijkheden van de kalverhouderij ten gevolge van stof en geluidhinder binnen het plangebied door de kalverhouderij, overweegt de Afdeling dat [appellanten] niet aannemelijk hebben gemaakt dat de exploitatie van hun kalverhouderij ter plaatse van het plangebied tot hinder leidt. Daarbij is van belang, zoals de raad heeft gesteld, dat in de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten "Bedrijven en Milieuzonering", uitgave 2009, als richtsnoer wordt uitgegaan van een afstand van 30 m voor geluid- en stofhinder tussen een veehouderij en gevoelige objecten. Aan deze richtafstand wordt in dit geval ruimschoots voldaan. Het betoog faalt.
3.    [appellanten] betogen voorts dat het plan in strijd is met de Wgv en de op basis daarvan vastgestelde gemeentelijke verordening. De geurbelasting in het plangebied ligt boven de maximaal toegestane en door de raad aanvaardbaar geachte waarde van 3 ou/m³, hetgeen tot gevolg heeft dat in het plangebied geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Omdat niet wordt voldaan aan de geurnorm uit de Wgv, zal het percentage geurgehinderden binnen het plangebied 100 bedragen, terwijl ten hoogste 15 is toegestaan. Voorts is volgens [appellanten] niet gebleken dat de raad onderzoek heeft verricht naar het woon- en leefklimaat binnen het plangebied ten gevolge van de geurhinder van de kalverhouderij.
Wat betreft het beroep van de raad op de notitie "Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray, Aanvaardbaar woon- en leefklimaat" van 16 juni 2011 (hierna: de notitie van 16 juni 2011) ter motivering van het standpunt dat binnen het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd, voeren [appellanten] aan dat dit beleid onredelijk is, omdat de daarin vastgestelde geurnormen hoger zijn dan de geurnormen uit de Wgv.
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat voor de kern Blitterswijck voor de voorgrondbelasting een waarde van 6,5 ou/m³ en voor de achtergrondbelasting een waarde van 13 ou/m³ geldt als bovengrens voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hij verwijst daarbij naar de notitie van 16 juni 2011. Uit het rapport "Beoordeling geurhinder veehouderijbedrijven, Woningbouw Eckmanshof te Blitterswijck, Gemeente Venray" van 10 juli 2012 (hierna: het rapport van 10 juli 2012) volgt dat de voorgrondbelasting in het plangebied vanwege de kalverhouderij van [appellanten] lager is dan 6,5 ou/m³. Ook de achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied ligt binnen de vastgelegde norm, aldus de raad.
3.2.    De Afdeling overweegt dat de raad met inachtneming van de bestaande geurbelasting binnen het plangebied dient te beoordelen of ter plaatse vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij geldt, zoals de Afdeling in haar uitspraak van 7 oktober 2009 in de zaak nr.
200900801/1/R3heeft overwogen, dat indien de voor veehouderijen toepasselijke wettelijke geurnorm uit de Wgv of de op basis daarvan vastgestelde gemeentelijke verordening wordt overschreden, hieruit niet per definitie volgt dat ter plaatse geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.3.    De notitie van 16 juni 2011, waarop de raad zich beroept, bevat het beleid inzake de wijze van beoordeling van het woon- en leefklimaat ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Voor diverse gebieden binnen de gemeente is in deze notitie vastgelegd bij welke geurbelasting nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij het vastleggen van de maximale geurwaarden voor de diverse gebieden binnen de gemeente waarbij nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat heeft de raad betekenis toegekend aan de historische binding van de bewoners van de te onderscheiden gebieden met de intensieve veehouderij. Voorts heeft de raad bij deze afweging betrokken de economische betekenis van de bedrijfstak voor het desbetreffende gebied. In de notitie van 16 juni 2011 wordt ervan uitgegaan dat voornoemde factoren grotendeels bepalend zijn voor de acceptatie van een bepaald geurklimaat in een gebied. Met de vastgelegde geurwaarden voor de diverse gebieden heeft de raad beoogd te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen te zeer worden beperkt.
In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het beleid als vastgelegd in de notitie van 16 juni 2011 niet redelijk is. Zoals hiervoor in 3.2 is overwogen zijn de geurnormen uit of krachtens de Wgv beslissend bij de beoordeling of het bevoegde gezag een omgevingsvergunning kan verlenen voor het oprichten of uitbreiden van een veehouderij. De in de Wgv of de gemeentelijke verordening vastgelegde geurnormen zijn niet doorslaggevend bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat vanwege geurbelasting.
3.4.    In de notitie van 16 juni 2011 is aangegeven dat voor onder meer de kern Blitterswijck het accent op andere economische activiteiten dan agrarische ligt. Omdat Blitterswijck minder verweven is met de intensieve veehouderij wordt een redelijk goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar geacht, hetgeen correspondeert met een aandeel geurgehinderden van maximaal 15% en een voorgrond- en achtergrondbelasting van onderscheidenlijk 6,5 ou/m³ en 13 ou/m³. Anders dan [appellanten] ter zitting hebben betoogd, ziet deze norm op de gehele kern van Blitterswijck.
3.5.    Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de gemeente ieder jaar kaarten laat opstellen waarop de bestaande achtergrondbelasting binnen haar grondgebied wordt weergegeven. De bestaande achtergrondbelasting heeft de raad betrokken bij de voorbereiding van het plan, hetgeen ook blijkt uit de plantoelichting. Daarin wordt op afbeelding 5 de indicatieve geurbelasting binnen en in de omgeving van Blitterswijck weergegeven. Ter plaatse van het plangebied heerst een zeer goed (0-4 ou/m³) tot goed (4-8 ou/m³) woon- en leefklimaat.
In bijlage I van de notitie van 16 juni 2011 staat voorts dat de gemiddelde achtergrondbelasting in Blitterswijck in 2008, 2009 en 2010 onderscheidenlijk 3,8, 1,6 en 1,6 ou/m³ bedroeg.
3.6.    Uit de als figuur 5 in de plantoelichting weergegeven afbeelding, gelezen in samenhang met bijlage I bij de notitie van 16 juni 2011, volgt dat de raad zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied de waarde van 13 ou/m³ als vastgesteld in de notitie van 16 juni 2011 voor de kern van Blitterswijck niet overschrijdt. Gelet daarop heeft de raad mogen aannemen dat de achtergrondbelasting niet aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de weg staat. Dit wordt overigens ook bevestigd in het rapport van 10 juli 2012 waarin is vermeld dat uit de monitoring van 26 juni 2012 volgt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een zeer goed (minder dan 3 ou/m³) tot goed (3-7 ou/m³) woon- en leefklimaat.
3.7.    De raad heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat hij de voorgrondbelasting vanwege de kalverhouderij van [appellanten] ter plaatse van de voorziene woningen heeft betrokken bij de besluitvorming. Door een onderzoek hiernaar achterwege te laten heeft de raad ten onrechte niet inzichtelijk gemaakt waarom ook de voorgrondbelasting niet in de weg staat aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse. Gelet op de afstand van ongeveer 190 m tussen het plangebied en de kalverhouderij van [appellanten] had de raad de geurbelasting vanwege de kalverhouderij ter plaatse van het plangebied dienen te onderzoeken. Dit klemt te meer nu [appellanten] een zienswijze hebben ingediend over het ontwerpplan en in de aanvullende notitie van 16 juli 2011 is vastgelegd dat de voorgrondbelasting betrokken moet worden bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat. Door een onderzoek naar de voorgrondbelasting achterwege te laten heeft de raad gehandeld in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.8.    Na het vaststellen van het plan heeft de raad aanvullend onderzoek verricht naar de geurbelasting binnen het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 10 juli 2012. De Afdeling zal bezien of in de bevindingen van dit nadere onderzoek aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
3.9.    Het onderzoek heeft onder meer betrekking op de voorgrondbelasting binnen het plangebied. Ter vaststelling van de geurbelasting vanwege de kalverhouderij van [appellanten] is op vier fictieve punten binnen het plangebied de geurbelasting berekend. De resultaten variëren van 3,9 ou/m³ tot 5 ou/m³. De berekende voorgrondbelasting binnen het plangebied ligt boven de in de Wgv en de verordening vastgestelde norm van 3 ou/m³ voor de kern Blitterswijck, maar onder de in de notitie van 16 juni 2011 opgenomen norm van 6,5 ou/m³ voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De raad heeft derhalve ook mogen aannemen dat de voorgrondbelasting niet aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied in de weg staat.
3.10.    Overeenkomstig de gehanteerde systematiek bedraagt bij de berekende waarden voor de voor- en achtergrondbelasting binnen het plangebied het percentage geurgehinderden 10 tot 15, hetgeen inhoudt dat 10 tot 15% van de bewoners van het plangebied de geur van veehouderijen als hinderlijk zal ervaren. Het begrip geurgehinderden wordt gebruikt om de relatie aan te geven tussen een bepaalde geurwaarde (in ou/m³) en de hinder die daarvan wordt ervaren, hetgeen niet betekent, zoals [appellanten] veronderstellen, dat bij een overschrijding van de geurnorm uit de Wgv of de verordening het percentage geurgehinderden 100 is.
3.11.    Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
4.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Venray van 19 juni 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eckmanshof Blitterswijck";
III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Venray tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 921,32 (zegge: negenhonderdeenentwintig euro en tweeëndertig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V.    gelast dat de raad van de gemeente Venray aan [appellant A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012
371-739.