201206142/1/A2.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Hem, gemeente Drechterland,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2012, in zaak nr. 201110790/1/A2, en van het Koninklijk Besluit van 30 november 1987.
Bij uitspraak van 25 april 2012, in zaak nr.
201110790/1/A2, heeft de Afdeling het verzoek van [verzoeker] om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2011 in zaak nr. 201102196/3/H2 afgewezen. De uitspraak is aangehecht.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak en het Koninklijk Besluit van 30 november 1987 te herzien.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 oktober 2012, waar [verzoeker] is verschenen.
1. De Afdeling is niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot herziening van het Koninklijk Besluit van 30 november 1987, nu ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb slechts herziening kan worden gevraagd van een uitspraak als bedoeld in artikel 8:72 van de Awb en een Koninklijk Besluit niet als zodanig kan worden aangemerkt.
2. Bij uitspraak van 25 april 2012 heeft de Afdeling geoordeeld over een verzoek van [verzoeker] om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2011, in zaak nr. 201102196/3/H2, waarbij het verzet van [verzoeker] tegen de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2011 in zaak nr. 201102196/2/H2 ongegrond is verklaard.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 februari 2011 in zaak nr.
201011744/1/M1) wordt een verzoek om herziening van een uitspraak waarbij een verzoek om herziening is afgewezen opgevat als een nieuw verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak. De Afdeling zal het verzoek van [verzoeker] om herziening van de uitspraak van 25 april 2012 daarom opvatten als een nieuw verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2011.
3. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4. Het onderhavige verzoek, waaraan geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb ten grondslag zijn gelegd, is ruim 11 maanden na de uitspraak van 15 juni 2011 ingediend. Nu ter zake geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken, is dat onredelijk laat. Voor dit oordeel is aansluiting gezocht bij artikel 6:12, eerste en derde lid, van de Awb, waarin is bepaald dat een bezwaar of beroep dat niet aan een termijn is gebonden, niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het onredelijk laat is ingediend. Het verzoek is in zoverre derhalve niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek om herziening van het Koninklijk Besluit van 30 november 1987;
II. verklaart het verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2011, in zaak nr. 201102196/2/H2 niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012